Hebreeuws Mattheüs bevestigt Messiaans geloof

Auteur: Chr. Levi Zoutendijk

‘Shem-Tov’s Hebreeuwse Mattheüs is de meest ongebruikelijke tekst van de bestaande Mattheüs evangeliën. Het bevat een overvloed aan versies [van verzen] die in geen enkele van de Christelijke codices van het Griekse Evangelie gevonden worden.

Zijn ongewone karakter kan mogelijk verklaard worden door het feit dat het een verschillend verloop van overzettingen heeft ondergaan, omdat dit Hebreeuws Mattheüs door Joden bewaard bleef, onafhankelijk van de Christelijke geloofsgemeenschap.’
(Howard, pg. 190)

Hebr Mt2

  1. Download dit artikel als pdf
  2. Download de bevindingen in de verzenlijst 

Inhoud

  1. Inleiding
  2. Het Hebreeuwse Mattheüs Evangelie onder de aandacht
  3. Bewijs van Authenticiteit?
  4. Korte bespreking van Howard’s vondsten
  5. Het literaire, tekstuele en theologische profiel van het Hebreeuwse Mattheüs
  6. Verschillen Hebreeuws/Grieks Mattheüs
  7. Conclusie

Inleiding

In dit artikel wordt het zogenaamde ‘Hebreeuwse Mattheüs’ besproken. Het werd door de filosoof/arts/schrijver Shem Tov ben-Isaaäc Shaprut (1) opgenomen in zijn viertiende-eeuws geschrift Even Bohan (‘Toeststeen’). Het geschrift ligt o.a. in de Bibliotheek van de Rijksuniversiteit te Leiden.

DispuutShem Tov moest in 1376 zijn geloof verdedigen in een dispuut met een kardinaal, die later paus werd. Dit dispuut is historisch gezien niet van groot belang, maar de Even Bohan wel. Deze ‘Toetssteen’ moest Joden bijstaan in de gedwongen disputen (openbare debatten), en om deze reden bevat het ook een Hebreeuws Mattheüs. Lange tijd is hier door geleerden niet naar omgezien.

In vroegmiddeleeuwse tijden schreven ook Christenen soortgelijke boeken, die altijd eindigde met ‘De Jood, die zelden weet te antwoorden, zwicht uiteindelijk en neemt het Christendom aan.’ Als de Joden het dispuut verloren, werden zij vaak gedwongen een gebied te verlaten. Bij eerlijke disputen wonnen Joden echter dikwijls.

Prof. George Howard onderzocht dit evangelie als een van de weinige geleerden en schreef hierover in The Hebrew Gospel of Matthew (1995). Hij bewijst dat het Evangelie van Mattityahu (Mattheüs) zeer oud is, al is het niet (net als het Grieks) in zijn pure vorm bewaard gebleven. De wijzigingen die erin voorkomen zijn volgens hem echter ‘valide’ te noemen, en een groot deel is volgens hem wel origineel.

  1. Lees een vertaling van dit evangelie op Hebreeuws-Mattheus.nl
  2. Lees het originele Hebreeuwse Mattheüs
  3. Lees het overgetypte Hebreeuws Mattheüs (pdf/doc)
  4. Kijk Howards boek deels in op Google Books

Het boek Even Bohan moest dus in de eerste plaats tot steun dienen voor geleerde Joden die door Christenen uitgedaagd werden tot publieke geloofsdebatten. Ook wilde Shem Tov Christenen aantonen dat de Griekse versie veel fouten bevatte, welke aan de Tora afbreuk deden. De inleiding van Shem Tov’s boek komt later in dit artikel naar voren.

Het doel van dit artikel is niet om twijfel te zaaien over de juistheid van de Evangeliën. Die zijn mijns inziens zeer betrouwbaar. Wel wordt duidelijk dat sommige verzen niet correct kunnen zijn en aangepast dienen te worden. Overigens bestaat er een neiging binnen de Messiaanse beweging om de Apostolische geschriften in haar geheel in twijfel te trekken. Deze uitwerking van ultra-Semitisme dient bestreden te worden.

Shem Tov’s ongelijke strijd

Terug naar de situatie waarin Shem Tov zich bevond. Wanneer een Jood in zo’n geloofsdebat, zijn ‘ongeloof’ in Jesjoea moest verdedigen, wegens partijdigheid ‘verloor’, vloeide er dikwijls kostbaar Joods bloed en/of moest een gemeenschap dus vertrekken uit hun leefgebied. Uit de noodzaak zich goed voor te bereiden werd dit boek, met het Evangelie, uitgegeven.

H. Biesma schrijft over deze geloofsdebatten in ‘Gedoopte joden – Verdachte Christenen’:
‘Vanaf 1390 wordt het ‘volksgevoel’ van afkeer jegens de joden gekanaliseerd en geïntensiveerd: monniken mogen (!) preken in synagogen, godsdienstdebatten tussen joden en christenen worden gehouden, uiteraard om het gelijk van laatstgenoemden aan te tonen; (…). Er breken pogroms uit.’
(§ Rellen)

Ook in de tijd van de ‘kerkvaders’ waren er al soortgelijke disputen. De Joodse Encyclopedie schrijft hierover: ‘de Joden moesten zich telkens verdedigen inzake het dogma van de Triniteit, de opheffing van de Tora van Mozes, en in het bijzonder de Messiaanse taak van Jesjoea. Sommige kerkvaders droegen hun argumenten kracht bij door vervloekingen en beschimpingen’ (Polemics and Polemical Literature, § Church Attacks).

Shem Tov’s boek moest dus helpen in een ongelijke strijd. Daarbij moet hij hulp hebben gevonden in dit Hebreeuwse Matthëus, welke eeuwenlang door de Joodse gemeenschap bewaard is gebleven, zo bewijst prof. G. Howard. Shem Tov schrijft in zijn voorwoord dan ook dat men, om een debat te kunnen winnen, de boeken van de ‘opponent’ moet kennen, alsmede de fouten in die boeken (zie Hfd. 1).

Het Hebreeuwse Mattheüs zou in onze dagen van restauratie en tesjoeva (terugkeer tot de Tora) van onschatbare waarde geacht moeten worden. Juist als de Aramese Peshitta, die van voor de zesde eeuw moet zijn, en welke veel overeenkomsten heeft met het Hebreeuwse Mattheüs. Al eerder vergeleek ik de Peshitta met het Grieks: Vervangingstheologie en de Peshitta. Hierbij bleek onder andere dat er in de Peshitta geen verzen over een eeuwig brandend vuur stonden/waren toegevoegd. Dit soort ontdekkingen zijn van groot belang. Zo heb ik zelf als kind mijn geloof verloren, omdat een eeuwig brandend vuur mij onmogelijk leek.

De volgende onderwerpen nu, worden in het Hebreeuwse Mattheüs Evangelie herstelt:

Het Hebreeuwse Mattheüs:

  1. …houdt de Tora van kracht;
  2. …verabsoluteert het Evangelie niet;
  3. …belijdt de enige God (de Vader) en gebruikt Diens Naam (zij het in verkapte vorm);
  4. …kent geen antisemitistische tendens;
  5. …verklaart verschillende onlogische uitspraken van de Griekse tekst.

Ik geloof dat de bevindingen in dit artikel de Messiaanse Beweging opbouwen, doordat zij het Messiaans geloof, bevestigen. In Hoofdstuk 6 staan enige verschillen tussen het Hebreeuwse en Griekse Mattheüs opgesomd, voorzien van commentaar.

1. Introductie van Shem Tov

Shem Tov schrijft in Even Bohan: ‘Ik heb ervoor gekozen mijn verhandeling , die ik Even Bohan noemde, te completeren door de boeken van het Evangelie te transcriberen (over te zetten), ondanks dat het ons verboden is de boeken te lezen, vanwege het gevaar dat onbedreven leerlingen uit deze wateren zouden drinken. Niettemin heb ik ervoor gekozen hen te transcriberen, en wel om de volgende twee redenen:

De eerste is om de Christenen door middel van deze bronnen te beantwoorden en in het bijzonder de proselieten, die, wanneer zij spreken over hun geloof, zelf niet de betekenis van geloof begrijpen* en de Schriften aangaande onze heilige Tora verklaren op een wijze die tegengesteld is aan de waarheid en in tegenstelling is met hun [eigen] geloof. Op deze manier wordt de Jood die met hen in debat gaat verheerlijkt; wanneer hij hen in hun eigen sluwheid vangt.

De tweede reden is om de mate van tekorten en fouten te openbaren die in hen gelegen zijn. Hierdoor zullen zij de superioriteit en de deugd van ons geloof boven andere godsdiensten kennen en begrijpen. Gezien de grootheid van een uitspraak niet te kennen is zonder een onderzoek van wat daaraan tegenstrijdig is, vertrouw ik op God – gezegend is Hij – dat hiervan niks dan goeds komen zal, aangezien ik alleen het goede ten doel heb gesteld.’ (p. 230)

*Dit doet denken aan 1Tim. 1:7: zij willen leraars der Tora zijn, zonder ook maar te beseffen wat zij zeggen of waarover zij zo stellig spreken (Levi).

2. Het Hebreeuwse Mattheüs Evangelie onder de aandacht

Prof. Howard stelt in zijn boek dat sinds de vondst van de Dode Zee-rollen (1947) veel wetenschappers erkennen dat het Hebreeuws in de tijd van Jesjoea de Messias nog algemeen gesproken werd, al dacht men lange tijd dat dit niet het geval was. Toch heeft met in de twintigste eeuw ook wel gelooft dat de eerste Evangeliën in het Aramees geschreven moesten zijn.

Toch werd dus het Hebreeuws gebezigd. Hier zijn ook bewijzen van in de Apostolische Geschriften (‘N.T.’) zelf, waarin wij lezen dat de apostel Saulus (Paulus) Hebreeuws sprak (Ha. 21:40). Ook valt het op dat er op het opschrift bij Jesjoea’s kruisiging in het Hebreeuws was geschreven (en geen Aramees) (Joh. 19:20). Ook komen er meer Hebreeuwse dan Aramese woorden voor in de Evangeliën.

Toch stelde David Stern een tijd geleden in het voorwoord Jewish New Testament (JNT) (1989): ‘Sha’ul (Saulus/Paulus), wiens brieven in het Grieks zijn geschreven, putte bij zijn schrijven duidelijk uit zijn aangeboren Hebreeuwse gedachtepatronen. In feite zijn sommige uitdrukkingen in de nieuwtestamentische geschriften onzinnig te noemen, als men bij het Grieks niet naar de onderliggende Hebreeuwse uitdrukkingen kijkt.’ (p. XVII).

Stern geloofde bij het verschijnen van zijn boek dus dat de apostel zijn brieven in het Grieks schreef, maar toch laat hij een opening naar het ‘onderliggende’ Hebreeuws over. In het JNT zegt Jesjoea helaas nog dat men ‘in het geheel niet’ mag zweren (5:33) – wat een verandering van Tora zou zijn. In zijn JNT Commentary (1992) behandelt hij ook verder niet de inzichten die men uit Shem Tov’s Mattheüs halen. Het Hebreeuws in Shem Tov heeft staan dat men niet ijdel zweren mag.

Hebr. Mt. Binnen de Messiaanse Beweging kwam door de Karaïtische Jood Nehemia Gordon het Hebreeuwse Mattheüs Evangelie meer onder de aandacht. Gordon, die zelf niet belijdt dat Messias reeds gekomen is, had uit Messiaanse hoek een vraag gekregen over Mt. 23:2-3. Daarin leert Jesjoea volgens de Griekse tekst dat wij, zijn volgelingen, alles moeten doen en onderhouden wat de Farizeeën zeggen, al is dat toch in tegenspraak met andere uitspraken van Messias…

Gordon vond hierop een antwoord in Shem Tov’s Hebreeuwse Mattheüs, dat als enige tekst heeft staan: ‘Alles dan, wat hij [Mozes] u ook zegt, doet dat en onderhoudt dat, maar doe niet naar hun leringen en daden’ (zelfs de Aramese Peshitta heeft een meervoudsvorm, ‘doe niet naar hun werken’). Gordon sprak erover in een lering genaamd ‘De Hebreeuwse Jesjoea versus de Griekse Jezus’.

In de twintigste eeuw hebben enkele theologen zich over dit Evangelie gebogen, maar daarvoor werd het vrijwel geheel links gelaten, omdat verondersteld werd dat het zijn oorsprong in de Middeleeuwen had. Toch waren er altijd duidelijke citaten bekend van Christelijke schrijvers uit de eerste eeuwen, zoals Papias en Eusebius:

  • “Mattheüs verzamelde de uitspraken in de Hebreeuwse taal, en elk interpreteerde hen zo goed als hij kon.” – Papias (Eusebius, H.E. 3.39.16)
  • “Zoals we leerden volgens de traditie aangaande de vier Evangeliën, (…) is de eerste volgens Mattheüs – die eens een tollenaar was en later een apostel van Jesjoea werd -, welke uitgegeven werd voor hen die uit het Jodendom tot geloof kwamen, aangezien het samengesteld was in de Hebreeuwse taal.” – Origenes (Eusebius, H.E. 6.25.4) (Vertaling Levi)

De laatste jaren hebben ‘Messiaanse’ Bijbels zoals de Hebraic Roots Version (J. Trimm) en The Scriptures dit Hebreeuwse Mattheüs (deels) gebruikt bij hun vertaling. In Nederland wordt een ander Hebreeuws Mattheüs gebruikt in een vertaalproject van Platform HaDavar (2). Het Mattheüs evangelie dat zij gebruiken, zou volgens Howard lange tijd verward zijn met Shem Tov’s. (Ik heb hen om een reactie gevraagd). Het Hebreeuwse Evangelie mag zich dus in steeds meer aandacht genieten.

In Nederland kan ik vooralsnog weinig onderzoek naar het Hebreeuwse Evangelie terugvinden. Desgevraagd vindt Egbert Nierop, vertaler van de Aramese Peshitta, het interessant om Shem Tov’s Hebreeuwse Mattheüs (opnieuw) te onderzoeken. Ik roep anderen op (ook) te reageren op dit artikel, omwille van waarheidsvinding.

Enkele broeders zochten n.a.v. dit artkel contact op. Zij werken aan een vertaling van het Hebreeuws Mattheüs, met een andere insteek. Volg hen op: Hebreeuws.Mattheüs.nl !

3. Bewijs van Authenticiteit?

3.1 Enkele overwegingen bij een Hebreeuws Mattheüs

Na enkele algemene overwegingen zal ik Howard ’s bevindingen kort samenvatten.

Wat zou de Joodse gemeenschap met een Evangelie moeten, als hen dit verboden is te lezen? Waarom zouden zij dit gedaan hebben? Zoals bekend uit de Apostolische Geschriften verdiepte de apostel Saulus zich wel in de cultuur en literatuur van de streken waarin hij evangeliseerde, om het Evangelie beter over te kunnen brengen. Bij de evangelisatie onder Joden (hij ging eerst naar de synagoge) nam hij de Tora als basis, die nauwkeurig is overgedragen. We leren hiervan dat je bij een dialoog moet kunnen vertrouwen op eigen bronnen en dat het ook loont om op de hoogte te zijn van andermans bronnen.

Nu bestond de eerste gemeente uit Messiasbelijdende Joden, die zeker dezelfde ijver zullen hebben gehad als het komt op het bewaren van Jesjoea’s woorden. Anderzijds zullen hun ‘opponenten’ er dus baat bij hebben gehad een kopie van het Evangelie getrouw te bewaren, omwille van de (toekomstige) dialoog. Daarom is het aannemelijk dat ook de niet-Messiasbelijdende Joodse gemeenschap een Hebreeuws Mattheüs-Evangelie heeft bewaard.

Maar er is veel gebeurd in die eerste Messiasbelijdende Joodse gemeenschap. Door verschillende omstandigheid kwam er een scheuring van de Messiaanse beweging, die bestond uit Messiasbelijdende Joden en gelovigen uit de volkeren.  Door die scheuring die heeft plaatsgevonden in die eerste eeuwen, is het goed mogelijk dat de kopie die in handen was van de Messiasbelijdende Joodse gemeenschap, de tand des tijds niet heeft kunnen doorstaan. Zij raakten immers steeds meer geïsoleerd. Toch zouden de ‘Griekse’ gelovigen ook de beschikking gehad moeten hebben over een Hebreeuws Mattheüs, waar de ‘kerkvaders’ immers op zinspelen. Het probleem is echter dat zij waarschijnlijk niet wisten hoe snel zij er vanaf moesten komen… – Wat bedoel ik?

In ‘De Tora’ haalt A. Berkowitz dhr. H. Schonfield aan:
‘De Joodse politieke crisis veroorzaakte onder de kerken in het Keizerrijk een kille en hooghartige houding tegenover de Joodse christenen, die na de tweede Joodse opstand tijdens de regering van Hadrianus leidde tot een vrijwel totale scheiding. Van de Romeinse Christenen kon niet verwacht worden dat ze begrip opbrachten voor de nationalistische idealen van de Nazarenen (Joodse christenen, Levi). Voor hen betekende de verwoesting van Jeruzalem en het beëindigen van de tempeldienst het einde van de ‘wet’. Zij zagen het als een gelukkige bevrijding van de nachtmerrie van het Judaïsme, waardoor ze vrij waren om hun eigen christelijke filosofie te ontwikkelen, die echter paste bij hun heidense aard.’

Dit citaat spreekt boekdelen, en het zou goed kunnen dat deze Romeinse Christenen de Hebreeuwse originelen hebben aangepast en in het Grieks hebben overgeschreven. Ik vraag me daarmee af of het zo ondenkbaar is dat er bijna zesduizend Griekstalige Evangeliën zijn en slechts ongeveer zeventig Hebreeuwstalige. Deze Christelijke gemeenschap zou zij er wellicht baat bij hebben gehad deze Hebreeuwse originelen ook te vernietigen, om hun ‘eigen christelijke filosofie’ te ontwikkelen. Dit alles in overweging nemende, is het in het niet ondenkbaar dat naast geïsoleerde ‘Nazarenen’, alleen de Joodse gemeenschap inderdaad eeuwenlang een origineel Hebreeuws Mattheüs in bezit heeft gehad. Sommigen vermoeden overigens dat het Vaticaan deze originelen nog zou bezitten.

3.2 Prof. Howard’s Samenvatting en Conclusie

Prof. Howard schrijft aan het einde van zijn boek:

‘Een opzienbarende Hebreeuwse tekst van het Mattheüs evangelie komt voor in het viertiende-eeuwse polemische geschrift Even Bohan, geautoriseerd door Shem-Tov ben-Isaäc ben-Shaprut. Lange tijd heeft men gedacht dat dit een vertaling van de Latijnse Vulgaat was. Het werd ook gezien als een versie van Münster en du Tillet uit de zestiende eeuw. Dit is in beide gevallen niet het geval. Een vergelijking met Shem-Tov’s Hebreeuwse Mattheüs laat dit zien.

Vanaf de vroegste tijd geloofde de Christelijke gemeenschap dat Mattheüs in het Hebreeuws/Aramees geschreven was en daarna vertaald werd in het Grieks. Papias (ca. 60-130) was de eerste die hiernaar verwees en latere schrijvers, [waaronder bekende ‘Kerkvaders’] zinspeelde erop of citeerden eruit. Een vergelijking tussen deze zinspelingen en citaten laat zien dat er weinig of geen verband is tussen het Hebreeuws/Aramese Mattheüs dat bewaard is gebleven in de Christelijke Kerk en Shem-Tov’s Hebreeuwse Mattheüs.

Joodse middeleeuwse geschriften zinspelen op of citeren uit de Hebreeuwse Mattheüs van het type Shem Tov. (…). Een conclusie die uit deze vergelijkingen kan worden getrokken is dat Shem-Tov’s Hebreeuwse Mattheüs een oorsprong heeft van voor de veertiende eeuw, en dat dit Evangelie voornamelijk door de Joodse gemeenschap bewaard moet zijn gebleven. (…)

Stilistisch gezien is het Hebreeuwse Mattheüs geschreven in Bijbels Hebreeuws, met een ‘valide’ mengeling van Hebreeuws van de Misjna en later Rabbijns woordgebruik en taaleigenheden. Het is ongepolijst van stijl en het bevat een aantal revisies van Schriftgeleerden. Het wordt gekarakteriseerd door woordspelingen, woordverbanden en een bepaalde rijm. Deze inrichting van de tekst is veel terug te zien – De tekst is hiervan verzadigd – ; dit behoort tot de structuur van het Hebreeuws. (…) (p. 233-234)

4. Korte bespreking van Howard’s vondsten

4.1 Enkele gedachten bij Shem Tov’s positie

Voor ik G. Howards argumenten zal aanhalen, wil ik eerst weer enkele algemene rederingen neerschrijven.

Als we ons de positie van Shem Tov indenken, de verantwoordelijkheid die er op zijn schouders lag om Joodse geleerden met een goede achtergrond toe te rusten om het debat met Christenen aan te gaan, dan zullen wij begrijpen dat zij niet licht gebruik zouden maken van een corrupt evangelie. Anders zou een geleerde dit in de schoenen worden geschoven door de Christenen, en zou een debat bij voorbaat verloren zijn.

En alhoewel wij weten dat deze debatten partijdig waren en de Jood daardoor vaak ‘verloor’, bleken zij toch ook dikwijls het debat te winnen, wat niet zou kunnen zonder goed bronnenmateriaal – met een versie van het Evangelie dat niet authentiek zou zijn. Het ligt daarom mijns inziens in de rede dat Shem Tov gebruik maakte van een authentiek Evangelie.

Tissot-Mozes-Ex34

Dat het Hebreeuwse Evangelie niet precies gelijk aan de Griekse is, benoemt Shem Tov zelf ook al in zijn voorwoord. Hij vermeldt erbij dat hij juist de tekorten en fouten wil openbaren van het Griekse Mattheüs. Hij moet er dus overtuigd van zijn geweest dat híj de betere versie bezat. Laat ik wel van te voren opmerken dat Shem Tov, die het volgens de Joodse traditie in wezen verboden is het Evangelie te lezen, moeite heeft met Jesjoea als Messias aan te merken. Hij omzeilt dit ‘probleem’ door – in zijn opname van het Hebreeuwse Mattheüs – Jesjoea slechts één keer bij zijn eigen naam te noemen, om vervolgens ‘Jeshu’ te gebruiken, naar het Joods gebruik (‘Jeshu’ betekent ‘Moge zijn naam en herinnering uitgewist worden’).

Ook laat hij toevoegingen over als ‘haMashiach’ weg, omdat dit in Shem Tov ’s ogen een grote vergissing is en omdat hij ongetwijfeld geloofde dat hij hier verantwoording over zou moeten brengen in het Oordeel. Dit laatste in ogenschouw nemende, heffen deze ‘typische’ aanpassingen – hoe spijtig ze ook zijn – mijns inziens de algemene authenticiteit van het Evangelie niet. Het hoofddoel van Shem Tov was immers om een authentiek evangelie voor te leggen aan Christenen, zonder fouten. Zijn doel bleef het foutieve Griekse Evangelie te weerleggen, niet om de Hebreeuwse te vervalsen. Zoals gezegd wordt in onze tijd het Evangelie ook voor moderne ‘Messiaanse Bijbels’ gebruikt, waarin natuurlijk wel ‘Jesjoea haMashiach’ gekend wordt.

4.2 Datering van het Hebreeuwse Mattheüs

Howard stelt vast dat het Hebreeuwse Mattheüs niet uit de Middeleeuwen stamt, omdat het citaten bevat die in vroeg Joodse (en antichristelijke geschriften*) voorkomen. Ook laat hij door tekstanalyse zien dat het niet gelijk is aan twee andere Hebreeuwse Evangeliën, zoals vaak werd gedacht. Tenslotte laten de commentaren van Shem Tov volgens Howard zien dat het Evangelie niet van Shem Tov’s hand zelf kan zijn.

Howard: ‘De bovenstaande voorbeelden laten zien dat het Shem Tov-type evangelie teruggaat tot ten minste de tiende eeuw (Nestor) en, in een geval, tot de vijfde (Gemara), omdat het sporadisch wordt weergeven door vroeg Joodse en antichristelijke geschriften. (…) Het behoudt een reeds bestaande Hebreeuwse traditie dat evolueerde voor een onbekende tijdsperiode.’ (p. 173)

  • Zoals uit §5.4.3. zal blijken, nemen deze geschriften het Evangelie als basis, niet andersom.

5. Het literaire, tekstuele en theologische profiel van het Hebreeuwse Mattheüs

5.1 Taalkundige eigenschappen

Door onder andere het werkwoord- en voornaamwoordgebruik, en vocabulaire te onderzoeken, komt Howard tot de deelconclusie:

‘Shem Tov’s Mattheüs bewaart niet het origineel in zijn pure vorm. Het laat veel contaminaties zien door Joodse Schriftgeleerden die gemaakt zijn tijdens de middeleeuwen. Aanzienlijke delen van het origineel lijken echter bewaard te zijn gebleven, waaronder de ongepolijste stijl, ongrammaticale constructies en gearamiseerde vormen’ (p. 178).

Later noemt Howard deze wijzigingen ‘valide’. Een tekst moet begrijpelijk moet immers worden gehouden voor tijdgenoten. Het merendeel van de tekst is echter geschreven in Bijbels Hebreeuws.

5.2 Literaire eigenschappen

Het Hebreeuwse Mattheüs is verzadigt van woordspelingen, woordverbanden en een bepaalde rijm. Howard haalt enkele voorbeelden aan om duidelijk te maken dat dit een typisch Hebreeuwse tekst is. Enkele voorbeelden:

  • Woordspeling: ‘en iemands huisgenoten [geliefden] zullen zijn vijanden zijn’ (Mt. 10:36); de Hebreeuwse tekst heeft hier ahuvim en haoyvim, die bijna hetzelfde zijn en ook gelijk klinken.
  • Woordverband: ‘Wie zijn leven vindt, zal het verliezen’ (Mt. 10:39a). In het Hebreeuws komt weer het woord voor liefhebben uit eerdergenoemde v. 36 terug. Er staat eigenlijk: ‘Wie zijn leven liefheeft’. Zo worden perikopen aan elkaar verbonden.
  • Een bepaalde rijm: ‘neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart (Mt. 11:29). Het Hebreeuws heeft hier een bepaalde rijm, waarin ‘juk op u’ (uli alekhem’) en ‘want ik ben zachtmoedig ‘ (‘ani ni’) op een bepaalde manier rijmen.

Zoals gezegd is het Hebreeuwse Mattheüs verzadigt van deze typisch Hebreeuwse stijlkenmerken.

5.3 Tekstuele eigenschappen

Zoals beschreven moet dit Evangelie door de Joodse gemeenschap bewaard zijn gebleven, wat tot verschillen in de Hebreeuwse en Griekse variant veroorzaakte. Howard beschrijft een aantal, waarvan ik enkele noem.

5.3.1. Slotwoord Mattheüs

Het slotwoord van het Hebreeuwse Mattheüs leest (Griekse versie doorgestreept): “Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen, en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en, lerende  hen te onderhouden al wat Ik u bevolen heb. Dit vers mist niet alleen de trinitaristische doopformule, maar mist ook de opdracht de volkeren tot discipelen te maken.

Torah3

Binnen de Messiaanse Beweging hebben veel gemeentes al de Drie-eenheid afgeschud en de bijbehorende doopformule, maar er zou dus nog meer niet kloppen in deze zin. Het is ook waarschijnlijk dat deze opdracht niet gegeven is. Jesjoea verbood namelijk eerder tot de heidenen te gaan (10:5), al wordt er wel op gezinspeeld: ‘En op zijn naam zullen de heidenen hopen’ (12:21). Toch, als we bedenken dat Petrus (Kefas) pas jaren na Jesjoea’s hemelvaart uit een visioen moest leren dat de deuren naar de heidenen openstaan, kan Jesjoea dit niet al eerder gezegd hebben.

Ik merk er ook nog bij op dat het volgende vers mist, waarin (zou) staan: ‘En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld’ (28:20). Dit vers uit de Griekse tekst verwijst mijns inziens teveel naar een alomtegenwoordigheid van Jesjoea, iets wat de zoon van God echter niet kan kenmerken, aangezien hij niet God is. Daarom lijkt het mij waarschijnlijk dat in de ‘canonieke’ tekst ook hier gesjoemeld is.

5.3.2. Andere ontdekkingen

Howard doet verder nog een interessante ontdekking: ‘Een karakteristieke eigenschap van het Hebreeuwse Mattheüs is dat het harmonieert met andere evangeliën, waar het canonieke Mattheüs dit niet doet. Het is welbekend dat harmonische lezingen wel voorkomen in zeer vroege documenten van de Evangeliën.’ (p. 196)

Howard concludeert ook dat Johannes waarschijnlijk hetzelfde Hebreeuwse Mattheüs evangelie voor zich gehad moeten hebben vanwege bepaalde overeenkomsten, die niet bij andere evangeliën voorkomen. (p. 197-199)

5.4 Theologische motieven

5.4.1. Geen afbreuk aan de Tora

Zoals ik straks verder uiteen zal zetten, biedt het Hebreeuwse Matthëus een antwoord op de schijnbare afbreuk van de Tora in het Griekse Evangelie. Howard merkt op dat het Hebreeuwse Mattheüs de echtscheiding en het zweren dat Jesjoea behandelt in niet wordt verboden (Mt. 5:31-32). Dat zou een duidelijke breuk zijn met de heilige Tora, waarvan Jesjoea vlak ervoor nog zegt dat deze niet zou ophouden te bestaan…

Howard: ‘Jezus radicaliseert en internaliseert de Tora soms in de Griekse tekst zonder de Tora te herroepen. Dit is zo bij het de eerste paar uitspraken, maar in het tweede paar, over echtscheiding en zweren, lijkt Jezus werkelijk de letter van de Tora te herroepen. In het Hebreeuwse Mattheüs is dit niet het geval. Volgens het Hebreeuws radicaliseert en internaliseert Jezus de Tora zowel bij het onderwerp van moord en overspel als bij echtscheiding en het zweren. In beide gevallen herroept hij de Tora echter niet.’ (pg. 213)

5.4.2. Johannes de Doper – Een verheven rol?

Het Hebreeuwse Mattheüs zou volgens sommige critici een te verheven rol aan Johannes de Doper toedichten. Dat Johannes ‘groot’ was, is echter in lijn met Jesjoea’s eigen woorden: ‘Voorwaar, Ik zeg u, onder hen, die uit vrouwen geboren zijn, is er niemand opgestaan, groter dan Johannes de Doper, maar de kleinste in het Koninkrijk der hemelen is groter dan hij’ (Mt. 11:11). De verheven rol wordt in het Hebreeuwse Mattheüs volgens mij niet overdreven.

5.4.3. Afbreuk aan Messiasschap?

Howard geeft toe dat er een tekstuele relatie bestaat tussen Shem Tov’s Hebreeuwse Mattheüs en het Joodse middeleeuwse geschrift dat bekend staat als Tol’doth Yeshu. Zo wordt dan de naam Yeshua maar eenmaal gebruikt en verder Yeshu, zoals in het antichristelijke geschrift. Ook heeft het Hebreeuwse Mattheüs vijfmaal in het geheel niet een overeenkomstig woord voor ‘Messias’ staan, – wat Shem Tov elders wel doet. Shem Tov heeft in Mt. 16:16 bijvoorbeeld staan: ‘U bent de Messias, dat is: Kristo, de zoon van de levende God’. Het is opmerkelijk dat hier het Griekse woord ‘Kristo’ voorkomt. Prof. Howard meent dat Shem Tov hier iets toevoegde, om aan te sluiten op het Grieks. Ik denk echter dat Shem Tov dit toevoegde om te laten zien dat hij Jesjoea niet voor Joden waarachtig Messias achtte. Het Hebreeuwse Mattheüs heeft weer wel de frase ‘de zoon van de maagd’ (8:20) staan op een plek waar dit in het Griekse Evangelie mist, terwijl dit toch ook tegen het traditionele Jodendom ingaat. Shem Tov heeft zich dus beperkt, en niet overal aanpassingen gemaakt.

Er is nog een verschil: Jesjoea’s doodstraf is in het Hebreeuwse Mattheüs een ophanging, zoals in het traditionele Jodendom wordt voorgesteld. Howard stelt ook vast dat bepaald woordgebruik identiek is, maar toch stelt Howard dat het Hebreeuwse Mattheüs als bron gebruikt moet zijn voor Tol’doth Yeshu, en niet andersom.

Ondanks deze (gedeeltelijke) vervormingen, die voor traditionele Joden ‘noodzakelijk’ zijn in een geschrift dat eigenlijk al niet gelezen mag worden – laat staan uitgegeven -, blijft mijns inziens het Hebreeuwse Mattheüs van onschatbare waarde, omdat de vervormingen slechts tot enkele welbekende onderwerpen beperkt zijn.

In deze wil ik graag nog een citaat van Howard aandragen:

‘Het Hebreeuws Mattheüs bevat theologische motieven die niet in de Griekse of Latijnse versies worden gevonden. Geen van deze motieven vermeerderen de polemiek tegen Christendom. Sommige motieven maken het christendom meer, niet minder, aantrekkelijk voor de Joodse geest, omdat deze motieven minder ongelijkheid vertonen tussen Jodendom en christendom dan het Grieks of het Latijn.’ (p. 212)

5.4.4. Instandhouding Goddelijke Naam

Howard: ‘De Goddelijke Naam komt in het Hebreeuwse Mattheüs nog in de volgende situaties voor: (1) in citaten van de Hebreeuwse Bijbel; (2) bij introducties tot citaten; (3) en in zinsneden als ‘engel van JHWH’, e.d.’ (p. 229).

De Joden die het Evangelie bewaarden, hebben in het Hebreeuwse Matthëus zoals gezegd wel de Godsnaam veranderd in ‘HaShem’ (‘De Naam’) (of in feite een verkorting hiervan). Het rijke hiervan is wel dat men hierdoor weet dat de eerste gelovigen de naam van Adonai JHWH opgeschreven en dus gebruikt moeten hebben, terwijl de Griekse tekst dit onduidelijk laat. In de canonieke versie komen immers alleen woorden als ‘Heer’ voor, wat ook het onderscheid met Jesjoea, de zoon van God vertroebeld, iets dat juist de bedoeling zal zijn geweest van de ‘kerkvaders’.

6. Verschillen Hebreeuws/Grieks Mattheüs

De teksten hieronder zijn een vertaling van het Hebreeuwse Mattheüs van Shem Tov. De (niet-volledige) verschillen worden d.m.v. cursieve woorden en/of onderstreping aangeduid. Wat niet voorkomt in de Hebreeuwse Mattheüs, is doorgestreept.

Helaas is Howard’s Engelse vertaling van het Hebreeuwse Mattheüs niet volmaakt. Zo vertaald het tsietsieot (gedenkkwasten) bijvoorbeeld niet, omwille van de duidelijkheid (p. XIV). Sommige teksten zal ik daarom in een later stadium voorleggen aan een Hebreeuwse broeder, om deze nog aan te passen.

Download ook de onderstaande verzenlijst als apart document.

6.1 Nadruk op een ‘Hebreeuws’ evangelie

In deze eerste categorie bevinden zich teksten die het Evangelie niet verabsoluteren en los maken van de leer van de  Tenach (Tora en Profeten).

  1. Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn Mijn volk zal redden van hun zonden. (Mattheus 1:21)
    – God spreekt hier door de engel; Hij is nog steeds verbonden aan Zijn volk Israël, de Bruid, ‘Mijn volk’. Jesjoea, de zoon van God, neemt niet een eigen, nieuw volk aan, zoals de Griekse versie wil (zie ook nr. 9 onder §6.2.).
  1. want eng is de poort, en smal smartelijk de weg, die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden. (Mattheüs 7:14)
    – Hier wordt een sterker woord gekozen, omdat het Evangelie zwaar blijft. Zie ook 7. 
  1. Gaat heen en leert, wat het betekent: Barmhartigheid wil Ik en geen offerande; want Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen tot bekering te roepen, maar zondaars. (Mattheüs 9:13)
    – Hier wordt de terugkeer naar Tora (bekering-tesjoeva), waartoe Johannes en Jesjoea in feite oproepen, wel genoemd. 
  1. Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven helpen uw juk te dragen; (Mattheüs 11:28)
    Het Hebreeuwse Mattheüs blijft nadruk houden op de eigen verantwoordelijkheid van de gelovige. Ook ontvangen wij de rust, dit komt in het volgende vers voor. Zie ook 3.
  1. Jezus zag hen aan en zeide: Bij de mensen is dit onmogelijk problematisch, maar bij God zijn alle dingen mogelijk te doen. (Mattheüs 19:26)
    – De achterliggende boodschap lijkt in de Griekse tekst te zijn dat je zonder Jesjoea God niet dienen kan. Toch is de Tora ‘niet te moeilijk voor u’ (Deut. 30:11). Dit verabsoluteert weer het Evangelie.
  1. Slangen, adderengebroed, hoe zult gij ontkomen aan het oordeel der hel, indien gij u niet bekeert? (Mattheüs 23:33)
    – Jesjoea geeft velt hier geen eindoordeel, al zal hij later alle mensen oordelen. De Hebreeuwse mens Jesjoea ziet nog steeds een opening: bekering.
  1. Dan zullen er twee in het veld zijn, één rechtvaardig en de ander kwaad, een zal aangenomen worden en een achtergelaten worden; (Mattheüs 24:40)
    – Het Hebreeuwse Mattheüs vraagt Toragetrouwheid en ziet dit als kenmerk om wel of niet gered te worden. Dit wordt door de Griekse tekst verdoezelt.
  1. Waakt dan, want gij weet de dag noch het uur waarop de bruidegom komt. (Mattheüs 25:13)
    – Het is duidelijk dat God door zijn zoon Jesjoea nog steeds het volk Juda als bruid zal hebben en aannemen (zie ook Jer. 31)
  1. En boven zijn hoofd brachten zij op schrift de beschuldiging tegen Hem aan: Dit is Jezus, de Koning der Joden van Israël. (Mattheüs 27:37)
    – Dit opschrift is niet zoals in de andere Evangeliën, maar dit kan ook naderhand ‘geharmonieerd’ zijn. Als het inderdaad ‘koning van Israël’ is, zou dit een verwijzing zijn naar de heidenen uit de volkeren, die ook tot Israël zouden gaan behoren (Efe. 2). Vgl. kort daarop:  Hij is Israëls Koning (Mattheüs 27:42b)

6.2.1. Anti-Tora I – Algemeen

In deze verzen wordt duidelijk dat in de Griekse versie afgebruik gedaan aan de eeuwige Tora, terwijl de Hebreeuwse versie de Tora overeind houdt.

  1. Tegen die tijd zei Jesjoea tot zijn discipelen: Meent niet, dat Ik gekomen ben om de wet of de profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen.  Want voorwaar, Ik zeg u: Eer de hemel en de aarde vergaat, zal er niet één jota of één tittel vergaan van de wet of de profeten, eer alles zal zijn geschied want alles zal [eerst] vervuld zijn geworden. (Mattheüs 5:17-18)
    – Het Hebreeuws legt in de eerste zinsdeel extra nadruk op de boodschap die komen gaat. Niet alleen de Tora (‘Wet’), maar ook de Profeten blijven gelden, tot zij zijn vervuld. Er is een woordverband!
    – Het Grieks heeft echter een onbepaald ‘alles zal zijn geschied’. Ik denk zelf dat misschien de NBG dit ‘alles zijn geschied’ met Jesjoea’s dood in herinnering wil brengen: ‘het is volbracht!’ (Joh. 19:30b); dan zou de Tora (en profeten) tot een eind komen. Denk ook aan Ps. 118: ‘van JHWH is dit geschied, het is wonderlijk in onze ogen.’
    In elk geval bedoelt Jesjoea dat alles wat geleerd en voorzegd is in de Tora en de Profeten blijft gelden en nog eerst uit zal komen.
  1. Wederom hebt gij gehoord, dat tot de ouden gezegd is: Gij zult uw eed niet breken, doch aan JHWH uw eden gestand doen. Maar Ik zeg u, in het geheel niet ijdel te zweren: bij de hemel niet, omdat hij de troon van God is; (Mattheüs 5:31-34)
    – Het gaat om ijdel zweren, Jesjoea verandert geen jota of tittel van de Tora. Zie ook §6.4. over echtscheiding. In Ha. 21:23 en andere plaatsen doen gelovigen nog eden (zweren zij).
  1. En zie, een vrouw, die reeds twaalf jaren aan bloedvloeiingen leed, kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast de tsietsieot van zijn kleed aan. (Mattheüs 9:20)
    – Jesjoea droeg de tsietsieot (gedenkkwasten), omdat hij de Tora onderhield.
  1. Want al de profeten en de wet hebben geprofeteerd tot over Johannes toe; (Mattheüs 11:13)
    – Het lijkt in de Griekse versie dat de profeten en de wet (Tora) tot Johannes (en dus Jezus) gaan, terwijl de Hebreeuwse versie enkel leert dat de Tenach over Johannes profeteerde (zonder hem te verhogen). Vergelijk Romeinen 10:4 – ‘Jezus is het einde doel der Wet’.
  1. Maar Ik zeg u: Meer dan de tempel is hier De tempel is groter dan dit. (Mattheüs 12:6)
    – Jesjoea leert hiervoor dat in sommige gevallen zelfs toonbrood gegeten mag worden. Hij wil daarmee uitleggen dat de bedoeling van de tempel (en dus de Tora) soms hoger voert dan de letter wel aangeeft, niet dat Jesjoea als persoon belangrijker is dan gehoorzaamheid aan Gods leer. Ook Jesjoea hield zich aan de regels voor de tempel (bv. Luc. 4:14). 
  1. Alles dan, wat zij u ook zeggen hij* ook zegt, doet dat en onderhoudt dat, maar doet niet naar hun leringen en hun werken, want zij zeggen het wel, maar doen het niet. (Mattheüs 23:3)
    – Het is duidelijk dat Jesjoea niet gezegd kan hebben te luisteren naar de Schriftgeleerden en Farizeeërs, zoals het Grieks wil (in zichzelf gelijk tegenspreek). Alleen het Hebreeuws heeft hier een enkelvoudig hij, wat doelt op (de leer van) Mozes, op wiens stoel (in wiens autoriteit) men leert. Die ‘Mozes’ moet men volgen, maar geen tradities van mensen. 
  1. Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt doodt, wie tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. (Mattheüs 23:37)
    – Het Grieks lijkt de praktijk van stenigen – een inzetting Gods – zwart te maken, terwijl Jesjoea dit waarschijnlijk niet heeft gezegd. Denk ook aan het verhaal uit Joh. 8 waarin een vrouw bijna gestenigd werd. Dit verhaal moet later toegevoegd zijn (zie de vierkante haakjes).
  1. Want dit is het bloed van mijn het nieuwe verbond, dat voor velen vergoten wordt tot vergeving van zonden. (Mattheüs 26:28)
    – Ook de Aramese Peshitta heeft hier ‘nieuwe’ verbond. Het verbond is weliswaar in Jesjoea’s bloed/naam, maar het blijft Gods verbond met Israël en Juda (Jer. 31).
    Het Grieks wil het verbond aan Jesjoea en zijn volgelingen toedichten, terwijl het eenzijdig verbond aan God toebehoort.

6.2.2. Anti-Tora II – JHWH Echad

Het Hebreeuwse Mattheüs schetst duidelijk de Vader als Enige God.

  1. Hij zeide tot hem: Wat vraagt gij Mij naar het goede? Een is de Goede Geen mens is goed; want God alleen is goed. Maar indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden. (Mattheüs 19:17)
    – Het Hebreeuws laat net als de Aramese Peshitta duidelijk zien dat Messias Jesjoea, de zoon van God, mens is, en daarom niet Goede Meester (Rabbi) genoemd wil worden, omdat alleen God goed is…!
  1. En zie, Jezus kwam haar tegemoet en zeide: Weest gegroet Moge JHWH u verlossen! Zij naderden Hem en grepen zijn voeten en zij aanbaden (?) Hem. (Mattheüs 28:9)
    – De Griekse tekst probeert Jesjoea te vergoddelijken. Hiertoe worden niet alleen zinnen veranderd, maar ook de naam van God wordt verduisterd, om de Heer Jesjoea de HERE (lees: JHWH) God te doen lijken. Het onderscheid is in het Hebreeuws duidelijk.
    De Engelse vertaling heeft hier ‘aanbaden’, wat waarschijnlijk ‘bogen voor hem’ is. zoals in de Aramese Peshitta.

6.3. Antisemitisme

  1. En hij liet al de overpriesters en schriftgeleerden edelen van het volk vergaderen en trachtte van hen te vernemen, waar de Christus geboren zou worden. (Mattheüs 2:4)
    – Weliswaar werkten Sadduceeën samen met de Romeinen, maar hier worden enkel edelen genoemd.
  1. Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zeide tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand zelfs in Israël heb Ik een zo groot geloof gevonden! (Mattheüs 8:10)
    – Ook de Aramese Peshitta heeft deze lezing, die Israël niet onderuit haalt.
    (Vgl. Natanaël’s geloof in Joh. 1).
  1. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen zij zullen u niet overleveren aan hun gemeentes en synagogen, (Mattheüs 10:17)
    – Jesjoea werd eens naar de afgerond gedreven en Stefanus werd buiten gestenigd, maar wanneer hebben Joden ooit Messianen in een synagoge gegeseld?! Dit kan Jesjoea denk ik niet gezegd hebben.
  1. En zij namen aanstoot aan Hem. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is alleen in zijn eigen land, vaderstad en in zijn huis ongeëerd. (Mattheüs 13:57)
    – Het Hebreeuws ziet in dat, hoe onterecht ook, een profeet van het eigen volk minder snel weerklank krijgt. Al wordt Israël als geheel hiermee niet verontschuldigd, het is opmerkelijk dat het Grieks dit mist. 
  1. Van toen aan begon Jezus Christus zijn discipelen te tonen, dat Hij naar Jeruzalem moest gaan om de ongerechtigheid van velen te dragen, en veel lijden en om van de zijde der oudsten en overpriesters en schriftgeleerden en gedood te worden en ten derden dage opgewekt worden. (Mattheüs 16:21)
    – Hier worden Schriftgeleerden medeverantwoordelijk gesteld voor de dood van Jesjoea. Andere Evangeliën doen dit soms ook, maar dit kan ook een nabewerking zijn om de Evangeliën te laten harmoniëren. Johannes vermeldt alleen de overpriesters en Farizeeën (Joh. 11:47). 

6.4. Echtscheiding

Zoals bleek uit §6.2.2. verbreekt het Hebreeuwse Mattheüs niet het verbod op zweren. Vlak erna blijkt ook de echtscheiding in stand. De Griekse versie verbreekt beide, en het lijkt er sterk op dat men deze verandering in andere verzen verder heeft doorgevoerd.

  1. Er is ook gezegd: Al wie zijn vrouw wegzendt, moet haar een scheidbrief geven.  Maar Ik zeg u: Een ieder, die zijn vrouw wegzendt moet haar een scheidsbrief geven. Maar [wie scheidt] om een andere reden dan ontucht, maakt, dat er echtbreuk met haar gepleegd wordt; en al wie een weggezondene trouwt, pleegt echtbreuk.
     – Hier wordt dus bij echtscheiding het gebod op een scheidsbrief gehandhaafd, waarmee echtscheiding (anders dan echtbreuk) niet verboden wordt.
    (In andere verzen moedigt het Hebreeuwse Mattheüs trouwens aan om niet te trouwen, om zich aan Adonai Jahweh te wijden. Dit laat ik in dit artikel onbehandeld.
  1. Zo zijn zij niet meer twee, maar een vlees. Hetgeen dan God samengevoegd heeft, kan scheide de mens niet scheiden. (Mattheüs 19:6)
    – Het Hebreeuwse Mattheüs leert hier dus dat het wel te scheiden is, al is het niet Gods bedoeling van den beginne.
  1. En een ieder, die huizen of broeders of zusters of vader of moeder of vrouw of kinderen of akkers heeft prijsgegeven om mijn naam, zal vele malen meer terugontvangen en het eeuwige leven erven. (Mattheüs 19:29)
    – De vrouw mag hier wel weggezonden worden met een scheidbrief. De Tora leert dat dit in het uiterste geval kan, en Jesjoea wijst hier op.  

6.5. Overig

Bij de volgende verzen houd ik commentaar achterwege (of dit is in het artikel al gegeven). De lijst is niet compleet.

  1. [Satan:] zeide tot Hem: Dit alles zal ik U geven, indien Gij U nederwerpt en mij aanbidt uw hoofd voor mij ontbloot. (Mattheus 4:9)
  2. Zalig de armen nederigen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen.
    (Mattheüs 5:3)
  3. Zalig die treuren wachten, want zij zullen vertroost worden. (Mattheüs 5:4)
  4. En Jezus zeide tot hem: De vossen hebben holen en de vogelen des hemels nesten, maar de Zoon des mensen, de zoon van de maagd, heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen. (Mattheüs 8:20)
  5. En daar Jezus hun geloof zag, zeide Hij tot de verlamde: Houd moed, mijn kind, uw geloof in God maakt dat uw zonden worden vergeven. (Mattheüs 9:2)
  6. En indien Ik door Beëlzebub de boze geesten uitdrijf, door wie waarom doen uw zonen het dan niet? Daarom zullen zij rechters over u zijn.  Maar indien Ik door de Geest Gods de boze geesten uitdrijf, dan is het Koninkrijk Gods over u gekomen  dan is waarlijk het einde van [zijn] koninkrijk gekomen. (Mattheüs 12:27-28)
  7. Doch Hij keerde Zich om en zeide tot Petrus: Ga weg, achter Mij, satan; gij zijt Mij een aanstoot wees mij niet ongehoorzaam, want gij zijt niet bedacht op de dingen woorden Gods, maar op die der mensen.  Toen zeide Jezus tot zijn discipelen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op dat is: zichzelf opofferen tot de dood en volge Mij. (Mattheüs 16:23-24)

7. Conclusie

Met het Hebreeuwse Mattheüs krijgt de Messiasbelijdende gelovige antwoorden op tal van terreinen. Het dient om eens en voor altijd te bewijzen dat ‘geen jota of tittel’ vergaat, met al zijn implicaties. Dit artikel kan hiertoe bijdragen.

Bovendien herstelt dit Evangelie het beeld dat wij hebben van ons allerheiligst geloof, namelijk dat het begonnen is in een Hebreeuwse omgeving, met Joodse talmidim (discipelen) van Jesjoea de Messias. Daar komt bij dat het Evangelie in het Hebreeuws een genot moet zijn, door de literaire stijl, die in het Grieks vrijwel geheel verloren gaat. Messiaanse Joden kunnen daarmee ook de tekst beter in zich opnemen en herinneren en de tekst moet voor Joden meer uitnodigend zij, wanneer zij voor het eerst kennis maken met het Evangelie.

De wijzigingen die door Shem Tov uit zijn principes gemaakt zijn, kunnen eenvoudig teruggedraaid worden. In Nederland wordt zoals gezegd door een vertaalproject aan een soortgelijk Evangelie vanuit het Hebreeuws gewerkt en ‘Shem Tov’ is al gebruikt in verschillende Messiaanse Bijbels.

Einde


(1)    De auteur dient overigens niet te worden verward met de Chassidische Baäl Shem Tov.

(2)    Het Platform HaDavar vertaalt het Hebreeuwse Mattheüs van du Tillet, die volgens Prof. Howard duidelijk een andere versie moet zijn dan Shem Tov’s Hebreeuwse Mattheüs (p. 161-162). Het Platform meent echter van niet, waarop ik hen tijdens het schrijven van dit artikel om een reactie heb gevraagd.

Lees ook:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah