De Farizese Paulus – Saulus

Pieter K. Baaij: De Farizese Paulus (of Saulus) – Een nieuwe blik op Paulus en zijn verkondiging in de Brief aan de Romeinen

Kleine samenvatting De Farizese Paulus – Saulus

Hoewel de theologie uitgaat van een ‘Griekse’ Paulus (compleet met naamsverandering, terwijl Saulus slechts als tweede naam Paulus droeg, vanaf geboorte), blijkt de ‘Farizese’ Sha’ul (Saulus) duidelijk door, o.a. bij de aanhef van de Romeinen brief. Deze algemene brief, die zich op de heilsgeschiedenis richt, is ook niet zozeer aan gelovigen uit de heidenen gericht, maar vooral aan Joden, Sha’ul zijn eigen volksgenoten.

Dhr. Baaij leidt dit dus onder meer van de aanhef af. In het Grieks staat er eigenlijk in het eerste hoofdstuk, dat Sha’ul ernaar hunkert hen te zien, om medegetroost te worden met jullie van ons gemeenschappelijk geloof uit. (Hier zie je vlg. mij ook al aan dat Jodendom hetzelfde blijft in Jesjoea: het houden van Tora en nog een mooie ontdekking: in Ps. 84 verlangt de Psalmist ook naar hen die in Gods huis wonen…)

In v. 13 lijkt hij zijn excuses haast aan te bieden dat hij niet naar zijn eigen volksgenoten kan komen, want hij wil óók enige vrucht hebben bij hen hebben, zoals hij schrijft: zoals óók onder de overige volken. Hij heeft andere volken bediend, en daar succes gehad, maar hij vergeet Juda nooit. Hij wil niet dat het evangelie hen onbekend blijft en vertelt gelijk dat dit evangelie voor de hele wereld bedoeld is, juist ook voor Juda, hoewel zij al God dienen.

Deze aanhef wordt gelijk aangevuld met als het ware een geloofsbelijdenis, om uit te leggen dat voor hem en voor het geloof dat hij aanhangt, door dit evangelie niets fundamenteels wijzigt. Hij zegt namelijk (NBG): “Want gerechtigheid Gods wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, gelijk geschreven staat: De rechtvaardige zal uit geloof leven.” (Rom. 1:17). Baaij vertaal: ‘vanuit het geloof tot het geloof in het evangelie’: het Jodendom (Tora) is een Wegwijzing naar het evangelie..!

Dan gaat Saulus door te noemen dat dit evangelie voor allen geldt. Maar Baaij zegt dat het niet vertaald moet worden met ‘eerst voor de Jood, maar ook voor de Griek‘ (NBG), maar ‘voor de Jood evenzó het belangrijkste als voor de Griek’. Saulus zou dus echt zijn Joodse lezers bekend willen maken met het evangelie. Zelfs zij die de woorden van God ontvingen, hebben dit toch nodig.

Saulus

Saulus/Paulus is dus gewoon een echte Jood gebleven. De schrijver laat ook zien dat de brief origineel in het Hebreeuws geschreven moest zijn: “Bij de vertolking van het door Saulus gedachte Hebreeuws maakt hij zoveel als mogelijk is gebruik van bekende equivalente Griekse woorden, ook als deze de werkelijke inhoud van de Hebreeuwse wortel niet voldoende kunnen weergeven”(p. 55). De woordkeus en zinsstructuur verklaren eventuele onduidelijkheden.

Saulus schrijft aan zijn ‘broeders’ (Rom. 1:13), hij ‘spreekt immers tot wie de ‘wet’(Tora) kennen’, en een echte jood weet bij uitstek dat de Tora geen gerechtigheid op zich kan brengen. Toch moet Saulus in deze heilsgeschiedenis de Joden betrekken die hun heil met werken der Tora alleen probeerden te bewerken. Dat is een eigenzinnige uitleg. De woorden moeten Bron blijven om te leven, niet Grond op zichzelf. Maar het doen van de Tora moet er ook zijn, er moet een grond wezen waarop men bouwt. De genade moet echter heersen.

Verkeerd vertaald is dan ook dat men niet ‘zonder werken der wet’ gered zou worden: men moet wel de Tora doen om daadwerkelijk zijn redding in Jesjoea verder uit te werken. Men moet niet opnieuw gaan zondigen. Daarom vertaalt Baaij ‘onderscheiden van wet’. Je kunt niet alleen op de Tora bouwen, zonder de genader en de woorden als bron. Ook in andere verzen is dit verkeerd vertaald.

De schrijver meent ook dat Saulus de zonde beschrijft als het minachten van de Tora. Nogmaals: door de Tora dus van Zijn Bron te ontroven, door Hem eigenzinnig uit te leggen. De Tora blijft dan de grond van zijn bestaan, de Bekroning van de Tora.

Er is een verschil in het “slaafs horen naar de – door henzelf in bezit genomen – Woorden van de Tora en het in vertrouwen horen naar de levende woorden van de Tora, die immer het eigendom zijn van de Schenker – en deze doen”.

Israël heeft ook niet een wet ‘ter’ gerechtigheid nagejaagd, maar van gerechtigheid. Een Jood weet heus wel dat het doen alleen geen redding brengt, maar toch is er snel een vervorming van een focus van God, naar een focus van de Tora.

Baaij: “..de Brief aan de Romeinen [is] één grote lofzang aan op de Wet van God én op de Bekroning van de Wet” (p. 101). “De kern van de verkondiging in de Romeinen is dan ook niet ‘de leer van de rechtvaardiging door het geloof’, maar de opdracht te hóren naar de lévende Woorden  van de God van Israël, die Hij zowel in de Schriften als in het Evangelie als de bron van léven heeft geschonken aan Israël en de volken. Het vertrouwen op deze woorden leidt tot de erkentenis dat Jezus is de Christus… (p. 146, bewerkt). ‘Saulus voegt toe: Wij verkondigen dus geen ander jodendom of een nieuwe godsdienst. Wij verkondigen het sprékende en dus lévende Woord van de God van Israël’ (p. 147)

Tenslotte ziet Baaij de Edele Olijf in Romeinen niet als beeld van het volk Israël, maar als Levensboom. Hierover hoop ik binnenkort te schrijven. Hij legt verder ook uit dat ‘redding’ of behoud niet altijd behoud is van de toorn, maar soms ook de redding van de doodsnood waarin elk mens zich bevindt, zonder verzoend te zijn met God. Daarvan wordt men gered door de gerechtigheid die van God uitgaat en zich openbaart binnenin hem (net als Habakuk schrijft) (anders zou je alleen door Jesjoea door het oordeel heen kunnen komen, Levi – zonder bijpassende bekering, zie Jacobus).

Aan het eind gaat hij mijns inziens wel de mist is, wanneer hij meent dat God Israël als één van de andere volken beschouwt, die ook geen aparte zegen beërft. Lees hierover onder andere Juda, géén afgebroken tak.

Verder lezen:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah