Jesjoea en Sha’ul kondigden hun eigen dood aan, en Stefanus zag de hemelen geopend. God is echter geen God van doden; zij léven voor Hem.
Toch zullen broeders die achterblijven een rouwproces moeten doorgaan. Wat kunnen we leren van Joodse rouwverwerking?
In ‘Geen bloemen, wel bezoek’ schrijft R. Evers dat het Joodse rouwproces om zijn effectiviteit zelfs bekend staat in de niet-Joodse wereld. De riten en gebruiken zijn ‘bedoeld om uiting te geven aan de gemoedstoestand van de rouwenden én om de uiterlijke verschijning te doen gelijken op het innerlijk gevoel’ (pg. 14)
Op Grote Verzoendag ‘went’ men al aan het idee dat men ooit ‘verzameld zal worden tot zijn volk’, en voor de Rechter zal komen te staan. Sommigen schrijven nog in hun leven een ‘ethisch testament’, waarin onder andere wensen staan voor de geloofsbeoefening van het nageslacht.
Het verlies wordt als verlies voor de hele gemeenschap gedragen. Vroeger hield men als gemeenschap dan ook letterlijk op met werken, wanneer een lid overleed. Men kwam bij de rouwenden een dienst houden en ieder kende zijn verplichtingen.
Een grote verplichting is dan vooral om te zwijgen bij de rouwenden, die in een andere staat verkeren, tot dezen zelf een uiting geven van zijn of haar gevoelens – vandaar de titel van het boek. Men blijft ook om de buurt waken bij het lichaam uit respect voor de overledene. Familieleden zorgen zelf voor de verzorging van de dode – het lichaam wordt gereinigd en gekleed in het wit, maar niet verfraaid.
De rouwperiode is over het algemeen een jaar, verdeeld in verschillende fases. Evers vermeldt dat bij overlevenden van de Shoa deze periode vaak ander hartzeer doet openbreken, waardoor de periode verlengd wordt. In andere gevallen wordt gestimuleerd om de draad weer op te pakken, omdat het leven dat God gaf zoveel waard is. Wel mag/moet men die eerste fase diep kunnen rouwen, en men wordt dan in praktische zaken bijgestaan.
De fases verschillende omgangsmomenten, namelijk de begrafenis, de eerste acht dagen en de eerste maand, en het eerste jaar na het overlijden. Daarna houdt men een ‘Jaartijd’ aan, een dag van bezinning, welke valt op de dag van sterven. Op bepaalde dagen worden de overledenen in de gemeente vermeld in een gebed.
Aninoet – Eerste fase
In deze fase, meteen na het overlijden, wordt door de familie een lofzegging op God gezegd, om toch God te eren, de bezitter van alle zielen. Wel scheurt men die dag (of bij de begrafenis) de kleren, als teken en uiting van de gemoedstoestand. Men is vrijgesteld van religieuze plichten en mág deze zelfs niet vervullen.
Men is door het verdriet niet helemaal zichzelf, maar men is toch verplicht de begrafenis te regelen, wat helpt bij een begin van de verwerking. Men is er dicht bij betrokken en men doet zo veel mogelijk zelf. De nabestaanden gieten ook water uit op straat, zodat men gelijk weet van het sterven. Omwonenden volgen dit uit medeleven na.
Men eet die eerste tijd geen vlees en drinkt geen wijn. Men zal buiten het organiseren van de begrafenis vooral ‘sjiwe zitten’, en anderen zullen zich daarbij voegen, zonder gelijk te willen troosten. Een Joodse geleerde zei hierover: ‘Probeer je vriend niet te troosten, wanneer zijn dode nog voor hem ligt’. Men beseft dat de nabestaanden ‘nog teveel bezig is met zijn eigen emoties. Hij verkeert in een shocktoestand en heeft het gevoel alsof één van zijn ledematen is geamputeerd’.
Deze eerste fase wordt bekort door een spoedige begrafenis. Omdat zelfs een ‘gehangene’ (De. 21:23) nog dezelfde dag begraven moet worden, mag hiermee zeker bij iemand die in vrede sterft niet te lang worden gewacht, zo wil de uitleg.
De begrafenis
Tijdens de treurrede bij de begrafenis worden naast het betreuren van de dode, ook de goede daden genoemd van de overledene. Dit versterkt ook de groep, die nog naar het leven grijpt. Het verdriet van genodigden relativeert het eigen verdriet, en maakt de herinnering aan de overledene waardevoller. Men huurde ook wel klaagvrouwen in om de uiting van rouw te helpen. Dit is immers niet altijd eenvoudig, als men soms verdooft is door verdriet. De kist wordt soms zelf gedragen en de stoet stopt enkele malen, om bewust te zijn van het afscheid.
Aan het graf schept iedere man minstens drie scheppen aarde op de kist, wat helpt om afscheid te nemen. ‘Dit toedekken van de ouders door hun kinderen is een liefdevolle en aangrijpende gebeurtenis, zoals kinderen ’s avonds naar bed gebracht werden door hun ouders’. Er worden geen bloemen gelegd. Men zegt een gebed waarin Gods rechtvaardigheid wordt genoemd. ‘De ceremoniën dempen de schok voor de diepbedroefde, niet door ontkenning maar door de impliciete verzekering dat hun idealen echt en de moeite waard zijn.’ Met het afsluitende Kaddiesj-gebed, verklaart men het geloof in de opstanding. De rouwenden worden uitgeleide gedaan door de gasten, die hen omringen door twee rijen te vormen. Zij begroeten hen met ‘Moge God jullie troosten temidden van alle rouwenden om Jeruzalem en Zion.’
Het lijkt mij goed om enige gebruiken over te nemen in Messiaanse gemeentes, voor zover daar mogelijkheid toe is.
Om niet geheel Evers’ werk samen te vatten, verwijs ik u voor de overige fasen naar het boek. Ook kunt u een reeks artikelen lezen van Joodsleven.nl
Moge de gedachtenis van de ontslapene tot zegen zijn.