Een Messias die goddelijk is?

Messias die goddelijk is

Een gelovige die ontdekt dat de Tora nog geldt, merkt ook op dat er aan veel verzen zijn gesleuteld. Zo hebben theologen de zaken anders voorgedaan. De zorgvuldige lezer houdt zich echter aan de hoofdlijnen en prikt er zo doorheen. Zo lezen we dat de Tora niet door het geloof ‘buiten werking’ gesteld wordt, en kunnen we verzen die dit lijken tegen te spreken bestuderen en foute vertalingen ontmaskeren. Dank Messias en God, de Vader!

De schrijver of schrijfster van dit stuk (onvermeld) zou hetzelfde principe moeten hanteren. Ook in een kort stuk moet de schrijver een groter kader kunnen schetsen om tot harde bewijzen te komen. Daarbij is een analyse van de grondtekst ook onontbeerlijk.

Het idee dat Jesjoea God zelf zou zijn is enigszins begrijpelijk door de paar teksten die hierop lijken te wijzen. Maar als wij net als de koning van Israël de Tora dagelijks lezen en dit als vaste basis nemen, dan wordt toch duidelijk dat JHWH de Ene ware God is, en dat Jesjoea (‘JHWH redt’) niet God zelf kan zijn, nog een deel van Zijn wezen. Dit is zo belangrijk omdat één van de Tien Woorden expliciet oproept om alleen JHWH als God te aanbidden.

Ik zal proberen zoveel mogelijk inhoudelijk in te gaan op de veronderstellingen van de schrijver. Daarbij zal ik telkens een alternatieve interpretatie laat doorklinken, die volgens mij aansluit met de Tora. Jes. 8:20 zegt immers: ‘Tot de Tora en tot de getuigenis! Voor wie niet spreekt naar dit woord, is er geen dageraad.’

Verschillende teksten

De schrijver begint met de tekst uit Jesaja 43:10 ‘Gij zijt, luidt het woord van JHWH, mijn getuigen, en mijn knecht, die Ik verkoren heb, opdat gij het weet en in Mij gelooft en inziet, dat Ik dezelfde ben; vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben JHWH en buiten Mij is er geen Verlosser.

In bovenstaand citaat heb ik HERE veranderd in JHWH. Dit maakt duidelijker dat in dit stuk JHWH wil aantonen dat er buiten hem geen God is of Verlosser. Zijn knecht Jesjoea (‘JHWH redt’) bevestigt dit in zijn naam en in zijn leven. De Eeuwige wil dus in dit stuk geenszins zeggen dat Hij gaat veranderen in een knecht. Dit doet wel gelijk denken aan het vers: ‘Fil. 2:7 Maar heeft zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden (hoofdletters voortaan verwijderd) (SVV)’.

Ik meen dat dit ook wij ons moeten vernietigingen (verootmoedigen), om onszelf als offer aan te bieden en een knecht te zijn. Dit bewijst niet dat Jesjoea al eerder bestond. Ik begrijp dat dit moeilijk te geloven is zonder verder kader. Maar zoals ik zei, biedt de Tora en bijvoorbeeld Jesaja – maar niet in de laatste plaats Jesjoea zijn getuigenis het bredere kader. Immers, wij lezen dat er buiten JHWH geen God geformeerd zal worden en daarom weten we dat Jesjoea niet opeens ook God zou kunnen zijn, omdat hij niet gelijk is aan JHWH. Jesjoea verwijst naar de Vader als Enige goede.

De schrijver beweerde echter dat Jesjoea zich wel gelijk stelde aan de Vader. Jesjoea noemt inderdaad God zijn Vader, wat ongebruikelijk was. Wij noemen ons nu ook kinderen van God en stellen ons daarmee ook in zekere zin gelijk met de Vader. Maar ‘gelijk stellen’ betekent niet dat je één in wezen bent met iemand, maar dat je van dezelfde hoedanigheid bent. Hij was (en is) immers de zoon van God, en daarom kon hij dit zeggen. De zoon is toch gelijk aan de Vader, al zij het niet van wezen. Jesjoea werd toch verwekt door de Vader?

Maar ook wij zijn in Jesjoea door de Vader verwerkt en zijn zonen Gods. Wij zijn ook één met de Vader, maar niet één in wezen. Zoals Jesjoea bad: ‘En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij een zijn, gelijk Wij een zijn’ (Joh. 7:22).

En heerlijkheid is niet alleen aan God en de Heer Jesjoea toebedeeld, want nu al weerspiegelen Zijn heerlijkheid (2Kor. 2:18). Wij zijn ook verheerlijkt: ´en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.’ (Rom. 8:30b-c)

Wanneer Jesjoea vraagt verheerlijkt te worden met de heerlijkheid die hij bij de Vader had voordat de wereld begon, slaat dit op het heilsplan van JHWH, waar Messias een centrale rol in vervuld als komende Koning der koningen. Hetzelfde geldt voor het vers ‘eer Abraham was, ben Ik’ (meer hierover in bijgevoegd artikel).

De manier waarop Jesjoea een is met de Vader en zich zo gelijkgesteld met de Vader is niet uniek, daar ook wij een zijn met de Vader. Ook wij zijn verheerlijkt en zullen, als wij door het gericht komen, verheerlijkt worden als openbare zonen van God.

Jesjoea zou dan nog de ‘volheid der godheid’ hebben, stelt de schrijver. Maar enkele regels later blijkt uit de behandelde brief: ‘en gij (de gelovigen, Levi) hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht.’  (Col 2:10). Dit betekent dus niet dat God zelf in Hem of in ons woonde. Nee, Jesjoea moest nog tijdens zijn leven bekrachtigt worden met Gods geest en kon pas na zijn dood de volheid van de geest ontvangen, om deze aan ons uit te kunnen delen, naar de mate van ons geloof. Toch was Jesjoea zo vervuld met de geest dat hij de geestelijke Tora als mens die blootstond aan verleiding toch volmaakt hield, zodat hij ons Pesach offer kon worden.

Jesjoea, de mens
De schrijver spreekt zich in de laatste en belangrijkste paragraaf tegen wanneer hij eerst beweert dat een mens dit offer kon brengen, als hij volmaakt zou wandelen en hij concludeert dat een mens dit niet kan, en dat daarom God het zou doen. God wist dit ook en schiep daarom nou juist Jesjoea in de schoot van Maria door Zijn woord, waardoor toch alles geschapen wordt.

JHWH, de IK BEN, blijft altijd hetzelfde, Hij was, is en zal zijn. Hij is geest, is onveranderlijk en onzienlijk, en moest dus Zijn zoon sturen. Het zou ook beneden Zijn eer zijn om voor een ongehoorzame mensheid te sterven. Dat Hij zijn zoon stuurt is al een immens offer. Ook Abraham ondervond dit. Alle eer aan de Vader!

Dat juist de Messias een mens moest zijn, blijkt uit verschillende verzen. Saul (Paulus) haalt in Handelingen 3:22 Mozes aan die zegt: Een profeet uit uw midden, uit uw broederen, zoals ik ben, zal JHWH, uw God, u verwekken; naar hem zult gij luisteren. De Messias zal dus een Mensenzoon – een gewoon mens zijn, ondanks zijn goddelijke natuur.

Ook de eerste Adam was een mens, al kende hij aanvankelijk geen onderscheid tussen goed en kwaad en zou niet sterven. De mens was dus zó mooi gemaakt. Daarom kan de volmaakte Jesjoea ook mens zijn.

Jesjoea moest als hogepriester ‘ in alle opzichten aan zijn broeders gelijk worden’. De Messias werd uit God geboren zodat hij de zonde kon weerstaan, maar tijdens zijn leven stond hij dus bloot aan misleiding om de duivel te kunnen onttronen.

De tweede Adam Jesjoea, niet door klei gemaakt door God, maar door Zijn woord, verbrak de weeën van de dood voor ons. Na zijn dood werd hij pas verheerlijkt en kon middelaar worden: ‘Want er is een God en ook een middelaar tussen God en mensen, de mens Christus Jezus. (1 Ti.m 2:5)
Dit doet dus niet af aan zijn goddelijkheid: hij is immers door God geboren en is dus goddelijk. Wij zijn ook in die zin goddelijk (‘uit God’); maar dit maakt ons niet een van wezen met God.

Gedelegeerde macht

De schrijver stelt dat Messias God moet zijn, omdat hij zonden kon vergeven en krachten doen. Jesjoea zei echter dat hij niks uit zichzelf kon doen. Ook wij kunnen alleen in Jesjoea machten en krachten doen. Josef was als onderkoning van Egypte ook machtig in dit land, maar moest nog wel onder Farao blijven. Ook Jesjoea blijft altijd aan God onderworpen en is dus niet almachtig, een inherente kwaliteit van God. Ook weet hij niet alles en is hij niet alomtegenwoordig.
Bij het ‘openbaar worden van de zonen Gods’ (na de opstanding) zullen wij ‘veranderd worden’ (1Kor. 15:52) en ‘hem gelijk wezen’ (1Joh. 3:2). Wij zullen als ‘koningen heersen’ (Rom. 5:17) met de Koning der Koningen, Jesjoea, die ons ‘broeders’ noemt.

Overig

De schrijver stelt dat in de vroege gemeente geen aanwijzingen zijn dat er mensen waren die ontkenden dat Jesjoea God was. Dit hele punt wordt niet in de Brit Chadasha (Vernieuwd Verbond) genoemd, omdat dit geen kwestie was! Allen waren ‘ijveraar voor de Tora’ (elke Jood weet dat alleen JHWH, de Vader God is!) Nergens wordt JHWH als ‘ de enige waarachtig God’ in twijfel getrokken. De enige aanwijzing dat Jesjoea God zou zijn komt uit een toegevoegd katholiek vers zoals in 1Jh. 5.

Dat Jesjoea ook lof toekomt en aanbidding (‘gehoorzaamheid’) is omdat wie hem eert, de Vader eert. Jesjoea zoekt altijd de eer van de Vader (‘ Wat noemt gij mij goed? Een is de goede.’ Mt. 19:17)

Verzen waarin Jesjoea ‘god’ wordt genoemd zijn ook eenvoudig te verklaren. Ook wij worden goden genoemd, net als Mozes: ‘Als Hij hen goden genoemd heeft, tot wie het woord Gods gekomen is..’  (Joh. 10:35a) en: ‘Hij zal voor u tot het volk spreken en zo zal hij u tot een mond zijn en gij zult hem tot God zijn.’ (Ex. 4:16). De term god (theos) kan dan ook volgens Strong 2613 o.a. (4a) Gods vertegenwoordiger of onderkoning betekenen.

Dat is precies wat Jesjoea is! Hij is de onderkoning onder God, maar de Koning der Koningen op de aarde. Hij is ook Gods vertegenwoordiger. Als je hem ziet, heb je God, de ‘Onzienlijke’ gezien (1Ti. 1:17).

De schrijver stelt dus onterecht dat ‘Wanneer Paulus in de brief aan de Filippenzen spreekt van “de naam die boven alle namen is” die aan Jesjoea gegeven is, dan is die naam in feite de hoogste titel ‘Heer’, die exclusief voorbehouden is aan de God van Israël.’
Jesjoea is koning op aarde, maar niet over de troon van God.

Ook hij buigt voor JHWH in het visioen van Openbaringen. Alleen JHWH is Adonai, Jesjoea is Adon. Zoals ook blijkt uit 1 Kor 8: ‘voor ons nochtans is er maar een God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en een Here, Jezus Christus, door (omwille van) wie alle dingen zijn, en wij door Hem.’

Veel verzen zijn ook nog goed vertaald in de SV, zoals Hand. 20:28 die duidelijk zegt: ‘Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij Zich door het bloed van zijn Eigene verworven heeft. (SVV) In tegenstelling tot NBG: ‘ de kerk van God die Hij verkreeg met Zijn eigen bloed’.

Het vers uit Jes. 59 bewijst dat God zelf door zijn arm (kracht) hem (de dienstknecht Messias) heil zal aanbrengen, maar dit bewijst niet dat hij zich God de zoon zal worden. De mens Jesjoea, zoon van God heeft het voor ons gedaan.

‘De Koning der eeuwen, de onvergankelijke, de onzienlijke, de enige God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid! Amen.’ (1Ti. 1:17)

‘Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees.’ (Rom. 8:3)

Lees ook het artikel Jesjoea verwekt door JHWH, de enige waarachtige God

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah