Juda: géén afgebroken tak

Geprezen, U, JHWH, onze God, Koning van de wereld die ons door Zijn geboden bijzondere taken heeft opgelegd en ons heeft opgedragen de Torah te bestuderen.
# Juda, geen afgebroken tak

Auteur: Chr. Levi Zoutendijk

038_12_0029_BOL12

Afgebroken tak …?

‘Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil. Want de genadegaven en de roeping Gods zijn onberouwelijk‘ (Rom 11.28).
Tegen de oudste zoon in de gelijkenis: ‘Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe’  (Lc. 15:31b)
Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. (Gen. 17:7)

Juda

Juda als volk zou afgebroken zijn van de edele olijf. Het heeft als bijklank dat er geen hoop meer zou zijn. Ik geloof dat het alleen de ongehoorzamen van die generatie ‘geslacht’) waren, omdat zij Messias moesten aannemen. Vele tienduizenden kwamen wel tot geloof in Messias Jesjoea (Ha21).

Joden van nu gaan weliswaar niet mee met Jeshua’s verbondsvernieuwing die met Juda en Israël werd gesloten (Jer31), maar dit wil niet zeggen dat zij als volk afgebroken zijn of zonder meer verloren zouden zijn. Juda maakt nog steeds deel uit van God’s verbondsvolk als geroepen zoon. De eis van de Tora – gehoorzaamheid – wordt nog steeds van hen gevraagd, al missen zij het doel van de Tora: Jesjoea, het volmaakte offer voor ongehoorzaamheid. Zij zijn niet deel van het Vernieuwde verbondsvolk, maar zij zijn nog wel ‘Israël naar het vlees’, met alle verbonden en beloftes. Zij zijn Gods ‘eerstgeboren zoon’ tot in alle geslachten (Ex. 4:22).

Wij vervangen hen dan ook niet. De Bijbel noemt gelovigen uit de volkeren nergens Jood (Israël naar het vlees). Veeleer zijn wij Israëlieten geworden, waartoe de Messiasbelijdenden van Juda zeker ook nog steeds (in de eerste plaats) toe behoren.

Nogmaals: De mensen die Jeshua verwierpen tijdens zijn leven werden inderdaad afgebroken van de edele olijf, maar dit geldt alleen voor dat geslacht, waarvan overigens velen tot geloof kwamen na Jeshua’s dood (Ha. 21:20). De Olijfboom kan daarom niet als symbool voor het Verbondsvolk gelden, maar veeleer voor hen die bekend zijn met Gods gerechtigheid. Het betekent niet dat Joden niet meer Verbondsvolk zijn (hoewel niet allen Nieuwverbondsvolk zijn) – of niet door het gericht kunnen komen. Gods zoon Israël zou immers zijn zoon zijn tot in alle geslachten. Ze hebben Jeshua wel niet, maar zijn dus toch aangenomen als zoon.

Het was in de ‘raad Gods’ dat Jesjoea moest verworpen worden en dat zijn bloed moest vloeien. Zonder bloed is er geen vergeving en de (hemelse) Hogepriester moet (ook) met bloed het Hemelse heiligdom in.

Maar daarenboven had God een hoger doel met deze verwerping. Alleen zo kon het geloof tot heel de wereld komen, al zijn de mensen in die generatie die hem verwierpen niet zonder schuld. Het offerlam Jeshua kon nooit door een geheel volk aangenomen worden moest als offerlam de dood onttronen.

Uri Marcus legt in zijn nieuwe boek uit de ‘gedeeltelijke verharding’ die over Juda kwam een geheimenis is. Hij wil met Sha’ul dat wij niet onkundig erover blijven (Rom 11:25). Het woord verharding is hier verkeerd vertaald, het is eigenlijk een woord dat aangeeft dat de Joden ‘poreus’ zijn voor het Christelijk geloof, volgens hem. In elk geval klopt het dat de Joden door het verstoorde beeld van Jezus als Godmens Messias wel moeten verwerpen, en zo de Torah bewaren, waarop het ‘aankomt’ (Rom. 2:18).

‘De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn’ (Gen. 49).

Schijnbaar hebben we een Hebreeuwse God, gezegend is Zijn Naam, die meerdere paden bewandelt of plannen kent – in het grote Plan voor de Verlossing van de wereld.

Israëlieten?

Nu zijn zowel volgelingen van Messias als geboren Joden dus Israëlieten. De een wordt binnen het verbond van Abraham geboren, de ander komt door Jeshua, de middelaar tot het Vernieuwde Verbondsvolk. Wij gelden als ‘in het land geboren’. Maar Juda is wel echt een aparte stam, waartoe je alleen behoort krachtens afkomst, waar wij niet toe behoren. Het riekt dus toch naar vervangingstheologie als wij zeggen Jood te zijn, wat onwaar is en wat wij moeten vermijden. De vermaning van Sha’ul dat Joden van hart ook Joods moeten zijn, is namelijk duidelijk een Joodse onderlinge vermaning. Jeshua komt pas later in Rom7 naar voren in deze brief, waarbij Sha’ul uitlegt hoe de mens tot verlossing komt.

Tot verlossing komen wij in één keer, door rechtvaardig verklaard te worden in Jeshua. Daarna moeten we ook blijven wandelen naar het recht (Torah). Juda wandelt ook naar het recht en beiden komen wij voor de Rechterstoel van Messias, om naar de Torah beoordeeld te worden. (Wat dat betreft zullen er wellicht nog meer Joden door het oordeel komen, omdat zij sabbat en dergelijke niet verwerpen)…

Laat Juda Juda blijven

Zij zijn de uitverkorenen en geliefden om der vaderen wil, nog steeds. Zij wonen bij Hem in Zijn huisgezin, binnen het verbond. Zij zijn zonen van Abraham, échte Joden (als zij ook wandelen naar hun hart, zoals je van een Jood verwachten mag).

Net zoals de oudere zoon in de gelijkenis van de verloren zoon, thuis bleef wonen, hard werkte (Torah) én zijn ring om zijn vinger hield! De verloren, jongste zoon – dat zijn zij die tot Messias komen – kregen (alsnog) ook een ring, teken van het verbond, al verdienden wij het niet, en bovendien een groot feest, waar Juda dus nu niet aan kán deelnemen, omdat het in Gods reddingsplan hoort.
Wij moeten de houding aannemen dat wij het in principe niet waard waren Israëliet te worden, zoals de jongste zei. Wij zijn geënt op Israël, waar Juda een aparte stam in blijft.

Israël zal straks en masse (haast een heel geslacht) Messias aannemen, net als andere volken, daar spreekt Sha’ul over: ‘Maar ook zij zullen, wanneer zij niet bij hun ongeloof blijven, weder geënt worden; God is immers bij machte hen opnieuw te enten’ (Rom 11:23). In de tussentijd worden zij binnen het verbond geboren als Jood en Israëliet, en dat kan het afwijzen van Jeshua niet wegnemen.

Lucas 15:20 e.v.: ‘En hij stond op en keerde naar zijn vader terug. En toen hij nog veraf was, zag zijn vader hem en werd met ontferming bewogen. En hij liep hem tegemoet viel hem om de hals en kuste hem. En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten. Maar de vader zeide tot zijn slaven: Brengt vlug het beste kleed hier en trekt het hem aan en doet hem een ring aan zijn hand en schoenen aan zijn voeten. En haalt het gemeste kalf en slacht het, en laten wij een feestmaal hebben, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is gevonden. En zij begonnen feest te vieren.

Zijn oudste zoon was op het land, en toen hij dicht bij huis kwam, hoorde hij muziek en dans. En hij riep een van de knechts tot zich en vroeg, wat er te doen was. Deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen en uw vader heeft het gemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel terug heeft. Maar hij werd boos en wilde niet naar binnen gaan. Toen kwam zijn vader naar buiten en drong bij hem aan. Maar hij antwoordde en zeide tot zijn vader: Zie, zovele jaren ben ik al in uw dienst en nooit heb ik uw gebod overtreden, maar mij hebt gij nooit een geitebokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Doch nu die zoon van u gekomen is, die uw bezit heeft opgemaakt met slechte vrouwen, hebt gij voor hem het gemeste kalf laten slachten. Doch hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij en al het mijne is het uwe. Wij moesten feestvieren en vrolijk zijn, want uw broeder hier was dood en is levend geworden, hij was verloren en is gevonden.

“Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben JHWH, hun God. Maar Ik zal hun ten goede gedenken het verbond met hun voorvaderen, die Ik voor de ogen der volken uit het land Egypte heb geleid, om hun tot een God te zijn. Ik ben de Here” (Lev 26:44-45).

Verder lezen:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah