1 Johannes 5:20 – Jezus, de Waarachtige God?

Doch wij weten, dat de Zoon van God gekomen is en ons inzicht gegeven heeft om de Waarachtige te kennen; en wij zijn in de Waarachtige, in zijn Zoon Jezus Christus. Dit is de waarachtige God en het eeuwige leven. (1 Johannes 5:20, NBG)

Vertaling van Biblical Unitarian

Jezus, de Waarachtige God …?

1. Veel Trinitariërs beweren dat de laatste zin in het vers: “Dit is de waarachtige God”, naar Jezus Christus verwijst, aangezien het dichtstbijzijnde zelfstandig naamwoord bij “Dit”, “Jezus Christus” is. Omdat echter God en Jezus beiden genoemd worden in de eerste zin van het vers, kan de laatste zin ook naar elk van hen verwijzen. Het woord “dit”, dat in de laatste zin begint, is houtos, en een studie ervan zal tonen dat de context – en niet het dichtstbijzijnde zelfstandig naamwoord of voornaamwoord -, bepalen moet naar wie “dit” verwijst.

De Bijbel biedt voorbeelden hiervan, en een goede is te vinden in Handelingen 7:18 en 19 (NBG): “Totdat er over Egypte een andere koning aan het bewind kwam, die Jozef niet gekend had. Deze (houtos) nam list te baat tegenover ons geslacht en handelde slecht met de vaderen, en liet hen hun zuigelingen te vondeling leggen, opdat het volk zich niet zou voortplanten”. Uit dit voorbeeld wordt duidelijk dat “deze” (houtos) niet kan verwijzen naar Jozef, hoewel Jozef het dichtstbijzijnde zelfstandig naamwoord is. Het verwijst naar de andere koning, van eerder in het vers, ook al is die kwade koning niet het meest nabije zelfstandig naamwoord.

Als het waar is dat voornaamwoorden altijd naar het dichtstbijzijnde zelfstandig naamwoord verwijzen, zou dit ernstige theologische problemen als gevolg hebben. Een voorbeeld is Handelingen 4:10 en 11: “Dan moet aan u allen en het ganse volk van Israel bekend zijn, dat door de naam van Jezus Christus, de Nazoreeër, die gij gekruisigd hebt, maar die God heeft opgewekt uit de doden, dat door die naam deze hier gezond voor u staat. Dit (houtos) is de steen, door u, de bouwlieden, versmaad, die nochtans tot hoeksteen is geworden” (NBG). Als in de laatste zin “Dit” naar het dichtstbijzijnde zelfstandig naamwoord of voornaamwoord verwijst, dan is de man die genezen was, eigenlijk de steen die door de bouwlieden werd versmaad en die tot hoeksteen werd, dat is: de Christus. Dat is natuurlijk niet waar.

Een nog lastiger voorbeeld voor degenen die niet erkennen dat de context (en niet de naamwoord – en voornaamwoord plaatsing), de meest belangrijke sleutel is bij het bepalen van de juiste betekenis, is 2 Johannes 1:7: “Want er zijn vele misleiders uitgegaan in de wereld, die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijden. Dit is de misleider en de antichrist” (NBG). De samenstelling van dit vers loopt nauw samen met de samenstelling van het vers dat we bestuderen. Als men erop aandringt dat de laatste zin van 1 Johannes 5:20 naar Jezus verwijst, omdat hij het dichtst bijbehorend zelfstandig naamwoord is, dan zal dezelfde persoon, volgens zijn eigen logica, gedwongen worden om aan te houden dat Jezus Christus de misleider en de antichrist is, wat natuurlijk absurd is.

Zo kunnen we concluderen dat, hoewel de laatste zin van 1 Johannes 5:20 naar Jezus Christus kan verwijzen, het net zo goed naar God kan verwijzen, die in de uitdrukking “Zoon van God” voorkomt, en, via het bezittelijk voornaamwoord “zijn”, in de zin “zijn Zoon Jezus”. Naar welke van de twee het verwijst, moet worden bepaald op basis van het bestuderen van de woorden in het vers en de ruimere context.

2. Als eenmaal duidelijk is dat de laatste zin in het vers verwijzen kan naar zowel Jezus als God, moet er worden bepaald welke van de twee wordt beschreven. De context en de ruimere context zullen bepalen op wie de uitdrukking “waarachtige God” van toepassing is. Het resultaat van dat onderzoek is dat de uitdrukking “waarachtige God” in de Bijbel nog vier keer wordt gebruikt, namelijk in 2 Kronieken 15:3, Jeremia 10:10; Johannes 17:3 en 1 Tessalonicenzen 1:9. Op alle vier de plaatsen verwijst de “waarachtige God” naar de Vader, en niet naar de Zoon. Johannes 17:3 is bijzonder van belang, omdat dit Jezus’ gebed tot God is. In dat gebed noemt Jezus God “de enige waarachtige God”.

Deze voorbeelden zijn nog krachtiger, wanneer men bedenkt dat 1 Johannes een late brief is, waaruit volgt dat de Bijbellezers al gewend waren om God de “waarachtige God” te noemen. Daar komt het feit nog bij dat Johannes de schrijver is van zowel het Evangelie van Johannes en de brieven van Johannes, wat het waarschijnlijk maakt dat hij de uitdrukking op dezelfde manier zou gebruiken. Er is dus alle reden te geloven dat de “waarachtige God” van 1 Johannes 5:20 de hemelse Vader is, en er bestaat geen voorwendsel om aan te nemen dat het naar de Zoon verwijst. 

3. Door de onmiddellijke context te bestuderen, leren we dat dit bepaalde vers “de Waarachtige” twee maal noemt, en beide keren verwijst het naar de Vader. Omdat het vers twee keer verwijst naar de Vader als “de Waarachtige”, vormt dit een sterke bewijsgrond dat “de Waarachtige” in het laatste deel van het vers, hetzelfde wezen is. 

4. Niet alle Trinitariërs geloven dat de laatste zin in het vers naar de Zoon verwijst. Een studie van commentatoren op het vers toont aan dat een aanzienlijk aantal van de Trinitaire geleerden zegt dat deze zin naar de Vader verwijst. Norton en Farley geven elk een lijst van zulke geleerden.

In zijn commentaar op 1 Johannes schrijft Lenski dat, hoewel de officiële verklaring van de kerk luidt dat de zin naar de Zoon verwijst:

“Deze exegese van de kerk nu als foutief wordt gezien door een aantal commentatoren dat gelooft in de volledige godheid van Jezus, zoals het [naar hun mening, vert.] geopenbaard [is] in de Schrift. Zij zijn overtuigd dat deze houtos-clausule van de Vader spreekt en niet van Zijn Zoon.”

Vertaling van Buzzard, blz. 137 en 138
Farley, blz. 72-75
Norton, blz. 196-199
Racovian Catechismus, blz. 78 tot 89
Snedeker, blz. 466 tot 468

 

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah