Jesjoea, ons Pesachram – dat de zonde der wereld wegneemt

Geprezen, U, JHWH, onze God, Koning van de wereld die ons door Zijn geboden bijzondere taken heeft opgelegd en ons heeft opgedragen de Tora te bestuderen. 

Hij werd mishandeld, maar hij liet zich verdrukken en deed zijn mond niet open; als een lam dat ter slachting geleid wordt, en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders, zo deed hij zijn mond niet open.’ (Jes. 53:7)
‘Zie, het lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.’ (Joh 1:29)
‘Want ook ons paaslam is geslacht: Christus.’ (1 Kor. 5:7)

Auteur: Chr. Levi Zoutendijk 

Geachte broeder / zuster,

Psalm 119:18 zegt: ‘Ontdek mijn ogen, opdat ik aanschouwe de wonderen uit uw wet (Torah)’. De geliefde koning David verlustigde zich erin. Hij moet geweten hebben dat de Schriften getuigen van de Messias, het lam (eigenlijk: ram) van God. David profeteerde immers zelf over Messias. Jesjoea zei: ‘Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en deze zijn het, welke van Mij getuigen’. (Joh 5:39)

Ook wij kunnen bij het onderzoeken van de Schriften Jesjoea terugvinden, en hiermee de kennis van God vergroten. Veel Bijbeluitleggers hanteren het principe dat alles wat in de Geschriften van de apostelen staat, ook terug te vinden moet zijn in het Verbond (Torah) en vice versa. Dit principe werkt, omdat het in wezen hetzelfde Verbond is! Jesjoea bracht maar één ‘nieuw’ gebod (elkaar liefhebben als hij deed).

De Bijbel kent kent vele typen van Messias, zoals Josef, die voor dood gehouden werd, maar onderkoning werd. Ook de Feesten in de Torah wijzen op Messias. Messias is dus het doel (niet einde) van de ‘wet’.

De christenheid, die door Rome is misleid, viert helaas niet deze Feesten van JHWH.
Ik wil u uitnodigen om het eerste Feest van de Feesten van JHWH die vermeld zijn in Lev. 23, kort te onderzoeken – is het inderdaad een ‘schaduw’ van Messias op een negatieve wijze? Of een voorafschaduwing op een positieve wijze?

En als het wijst op Messias, is het dan niet goed en heerlijk om het (op een nieuwe wijze) te vieren? Laten we Ex. 12 lezen. De vetgedrukte gedeeltes kunnen op Jesjoea, dat ons pesachram is (of: paaslam) betrekking hebben.

EXODUS 12 (GEDEELTE)

En de Here zeide tot Mozes en tot Aaron in het land Egypte: 2  Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn. 3  Spreekt tot de gehele vergadering van Israël als volgt: op de tiende van deze maand zal ieder voor zich een stuk kleinvee nemen, familiesgewijs, een stuk kleinvee per gezin Maar indien een gezin te klein is voor een stuk kleinvee, dan zullen hij en de naaste buurman van zijn gezin er een nemen, naar het aantal personen; gij zult bij het stuk kleinvee rekenen met ieders behoefte. 5  Een gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee moet gij nemen; gij kunt dit nemen van de schapen of van de geiten. 6  En gij zult het bewaren tot de veertiende dag van deze maand; dan zal de gehele vergadering der gemeente van Israël het slachten in de avondschemering. 7  Vervolgens zal men van het bloed nemen en dit strijken aan de beide deurposten en de bovendorpel, aan die huizen, waarin men het eet. 8  Het vlees zullen zij dezelfde nacht eten; zij zullen het eten op het vuur gebraden, met ongezuurde broden, benevens bittere kruiden. 9  Rauw of gaar gekookt in water zult gij het niet eten; slechts op het vuur gebraden met kop, schenkels en ingewanden. 10  Gij zult daarvan niets overlaten tot de morgen; wat ervan overblijft tot de morgen, dat zult gij met vuur verbranden11  En aldus zult gij het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; overhaast zult gij het eten; het is een Pesach voor de Here12  Want Ik zal in deze nacht het land Egypte doortrekken en alle eerstgeborenen, zowel van mens als dier, in het land Egypte slaan en aan alle goden van Egypte zal Ik gerichten oefenen, Ik, de Here. 13  En het bloed zal u dienen als een teken aan de huizen, waar gij zijt, en wanneer Ik het bloed zie, dan ga Ik u voorbij. Aldus zal er geen verdervende plaag onder u zijn, wanneer Ik het land Egypte sla. 14  En deze dag zal u een gedenkdag zijn, gij zult hem vieren als een feest voor de Here; in uw geslachten zult gij hem als een altoosdurende inzetting vieren. 19  Zeven dagen zal er geen zuurdeeg in uw huizen gevonden worden, want ieder, die iets gezuurds eet, zo iemand zal uit de vergadering van Israël worden uitgeroeid, hetzij hij een vreemdeling, hetzij hij in het land geboren is. 37 Daarna trokken de Israëlieten op van Raamses naar Sukkot, ongeveer zeshonderdduizend man te voet, ongerekend de kinderen. 38  Ook trok een menigte van allerlei slag met hen mee; en kleinvee en runderen een zeer talrijke veestapel. 42  Een nacht van waken was dit voor de Here, om hen uit het land Egypte te leiden. Dit is de nacht van waken ter ere van de Here voor alle Israëlieten in hun geslachten. 43 De Here zeide tot Mozes en Aaron: Dit is de inzetting van het Pesach: geen enkele vreemdeling mag ervan eten. 44  Iedere slaaf, die door iemand voor geld is gekocht, mag er eerst van eten, wanneer gij hem besneden hebt. 45  Een bijwoner en een dagloner mogen er niet van eten.46  In een huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niets uit het huis naar buiten brengen; geen been zult gij ervan breken.

1.    Jesjoea, ons Pesachram

(v. 2) ‘Deze maand zal u het begin der maanden zijn’. We zien dat het jaar voortaan begint bij deze datum van de uittocht, de 14e Nissan. Begint ook niet ons nieuwe leven bij de wedergeboorte? De Bijbel heeft het ook wel over een laatste eeuw waarin we leven na Jesjoea, de eindtijd.

(v. 4) Eén stuk kleinvee per gezin’. De ram moest zo nodig gedeeld worden met andere huizen. Jesjoea zijn offer zo volmaakt dat alle huizen/gezinnen op de wereld uitgenodigd moeten worden bij dit verlossingsmaal. Maar het kan maar in één huis gevierd worden: het huis Israël! JHWH sloot voor eeuwig zijn verbond met Israel en vernieuwde dat verbond met Israël… We zien ook dat soms een heel gezin tot geloof kwam in Jesjoea Messias. Het Pesachram gaf leven in Israël, gelovigen in Jesjoea Messias geeft het zelfs eeuwig leven: het leven van God.

(v. 5) Het offer was een ‘gaaf, mannelijk, eenjarig stuk kleinvee’ (schaap of geit). Een eenjarig ram is volwassenen en dus eigenlijk een ram (ook mocht het een geit zijn).

Ook Jesjoea was helemaal gaaf; zonder zonde: ‘maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos ram’ (1Pe 1:19). En ook hij was als het ram volwassen: hij was zijn prediking rond zijn dertigste begonnen, een leeftijd waarop een priester volgens de Bijbel dienst gaat doen.

(v. 6a) Ook kwam Jesjoea 3,5 dag voor het Pesach Jeruzalem op een ezel binnen. Zo moest ook het offerram 3,5 dag bewaard worden tot de veertiende Nissan. Men zal zich aan de ram die apart werd gezet gehecht hebben. Op dezelfde manier zei men over Jesjoea, het ram: ‘ de gehele wereld loopt Hem na.’ (Jh. 12:19c)

(v. 6b) Deze ram moest geslacht worden ‘ in de avondschemering’. Ook ons Pesachram vond zijn dood tijdens een schemering / duisternis. ‘Toen het zesde uur aangebroken was kwam er duisternis over het gehele land tot het negende uur.’ (Mc. 15:33) En op dat negende uur, terwijl de duisternis weer wegtrok, stierf Jesjoea.

(v. 7) Zoals onze voorouders het bloed aan de (houten?) deurposten streken, moest ook Jesjoea zijn bloed aan het hout strijken: ‘en door Hem, vrede gemaakt hebbende door het bloed zijns kruises’.. (Col 1:20).  Zo zijn wij verlost uit de macht der zonde, evenals onze vaderen uit de macht van Farao, in het slavenhuis Egypte werden bevrijd.

(v. 8.) Het vlees van de ram moest dezelfde nacht worden gegeten. Op dezelfde dag van het verlossende bloedoffer werd de ‘gemeenschap’ met het ram (met Jesjoea ) mogelijk door het scheuren van het voorhangsel na Messias’ dood.
Eten is altijd een teken van gemeenschap. Jesjoea zei ook: ‘Wie mijn vlees eet en mijn bloed drinkt, blijft in Mij en Ik in hem.’ (Joh 6:56) en Hebr. 10:19 zegt: Daar wij dan, broeders, volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jesjoea, langs de nieuwe en levende weg, die Hij ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees,..’.

(v. 10) Ook werd van het Pesachram ‘niets overlaten tot de morgen’. Jesjoea werd snel na zijn dood begraven, voor de sabbat. Saul schrijft ook in Hebr. 13:10-12: ‘Wij hebben een altaar, waarvan zij, die de dienst voor de tabernakel verrichten, niet mogen eten. Want van de dieren, waarvan het bloed als zondoffer door de hogepriester in het heiligdom werd gebracht, werd het lichaam buiten de legerplaats verbrand. Daarom heeft ook Jesjoea, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden.’

(v. 11a) Ook moest het Pesach gehaast gegeten worden. Het Pesach offer een noodzakelijk kwaad, maar gedreven door genade. Wij worden ook ‘ternauwernood’ gered. Daarna moeten wij snel één worden met Messias, liefst zonder door de woestijn te zwerven.
Wij moeten ons ontgisten (ontzondigen); zo snel mogelijk wegtrekken uit ‘Egypte’, wat ook mogelijk is.

(v. 11b) ‘het is een Pesach voor de Here’: JHWH zal allen beschermen die zijn genade aannemen, tot Zijn eer. Zo kan men zich ook op Jesjoea beroepen: ‘Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde’.

(v. 12) God zou door de verderfengel de eerstgeborene slaan bij wie geen bloed van een ram op de deur was aangebracht. Zo zullen ook mensen die Jesjoea niet aannemen veelal hun ziel ‘verderven’ (ophouden te bestaan) in het gericht. Zij zullen niet opstaan ten leven. Zij staan op ten oordeel: ‘Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’ (Joh 3:36), net zoals de verderfengel. Hij zal ‘aan alle goden van Egypte zal (Ik) gerichten oefenen’. Dit deed JHWH, net zoals hij Satan de macht over de dood ontnam door de dood van Jesjoea: ‘Nu gaat er een oordeel over deze wereld; nu zal de overste dezer wereld buitengeworpen worden’ (Joh. 12:31)

(v. 14) Het Pesach werd voor eeuwig ingesteld. Vreemdelingen mochten meedoen, als zij zich eerst besneden (zie hiervoor v. 19). Evenzo zijn wij door geloof besneden van hart en geënt op de olijfboom (Israël). Daarom zijn wij nu geen vreemdeling meer (Ef. 2), maar medeburgers en mogen het Pesach met Gods verkoren volk meevieren. Wij hebben nu het ‘burgerrecht Israëls’ en zijn als ‘in het land geborenen’ en hebben het voorrecht Torah te houden. Dit Pesach werd op deze wijze nog lang gevierd door de gemeente, tot zij vervolgd werden door andere ‘christenen’.

(v. 38) Bij de uittocht trokken dus vreemdelingen mee: een ‘menigte van allerlei slag’. Je kunt de mensen die uit allerlei verschillende landen, geloven (of overstappen van denominaties) zien als een menigte die met het Torahgetrouwe Israël meetrekt zien. Willen wij daar toe behoren?

v. 46 Geen been mocht gebroken worden van het ram, net zoals bij Jesjoea geen been gebroken werd.

De gezaghebbende Encyclopaedia Brittanica zegt: ‘De eerste christenen bleven de Joodse (Gods) Feestdagen in acht nemen, ofschoon in een nieuwe geest, als herdenking van gebeurtenissen waarvan deze feestdagen een voorafschaduwing waren geweest.’ De eerste (ware) gelovigen werden al snel gebouwen afgenomen door de rooms-katholieke kerk, al bleven in bijvoorbeeld Groot-Brittanië tot in de vierde eeuw mensen het Bijbelse Pesach vieren.’

Jesjoea leerde de Torah van zijn Vader aan ons: ‘Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde’ (Joh. 15:10). Ook wij behoren dit te houden. Discussies in de Brit Chadasha (het Vernieuwde verbond) die over feestdagen gaan, betreffen niet de Feesten van God.

2.     Offer op het hemelse heiligdom

Toen Israël de Torah ontving, zei JHWH zal zelf dat dit een ‘afbeelding en schaduw van het hemelse’ was naar het voorbeeld dat Hij Mozes op de berg toonde (Ex. 25:40). De ware tempel staat dus in de hemel.

Zo was ook de offerdienst iets onvolkomens, dat uit moest zien op het volmaakte offer van Jesjoea. Hij heeft als Hogepriester zijn eigen bloed op het ware altaar in het hemelse heiligdom; de ware tabernakel (Hebr. 8:1) geofferd – op het altaar, met het verzoendeksel, waarin ook de Tien geboden, met het gebod op de Eenheid van JHWH en het Sabbatsgebod liggen. Overigens geloof ik naar Eze38 e.v. dat in het komende Koninkrijk opnieuw geofferd gaat worden.

Jesjoea stierf om negen uur, dat is drie uur ’s middags volgens de zonnekalender. Op ditzelfde moment waren de priesters klaar met het slachten van de offerrammen (en dus offergeiten). Zowel Jesjoea als de hogepriesters hebben toen uitgeroepen: ‘ Het is volbracht’)
Alleen werd het offer van de hogepriester niet meer geaccepteerd. Volgens de Talmud werd dit keer het rode koord dat vastgebonden werd aan het offerram niet meer op wonderlijke wijze wit, als teken van het bedekken van de zonden (Yoma 39b). Het voorhangsel scheurde door zodat wij nu een nieuwe hogepriester hebben, in wie wij vrijmoedig toegang hebben tot het Heilige der Heilige, de aanwezigheid van Adonai JHWH.

Jesjoea vierde het Pesach, de Sedermaaltijd, waar volgens Bijbels voorschrift met verschillende ingrediënten de Uittocht wordt herdacht. Mogelijk hield hij een andere, juiste kalender aan, en was zo de volgende dag zelf het offerram te kunnen zijn. Lc. 22 zegt dat hij deze pas weer zal eten in het Koninkrijk Gods. (Lc. 22:15-16).

Het Pesachram is wel niet een offer ter ontzondiging, maar vooral een teken van geloof  dat de verderfengel niet langs komt. Toch brengt ons Pesachram Jesjoea ons uit de macht van de zonde, door het vergeven van de zonde (Torahovertreding). Daarna moeten/willen we wel net als hem wandelen: Torahgetrouw. Dat wandelen wordt ons week na week geleerd in de gemeente. Op dezelfde wijze kreeg Israël na de bevrijding uit genade een ‘Leer ten leven’ op de Sinaï. Gelovigen in Jesjoea kregen deze geestelijke Torah in hun hart geschreven door de wedergeboorte; de ontvangst van de Geest van God.

3.     Pesach, een voorafschaduwing

Dit Pesach was in die zin een voorafschaduw van Messias. Dit Feest, de andere Feesten en de hele Tenach wijst op hem. Jesjoea is daarmee, ik herhaal, het einde (doel) van de Torah (Rom. 10:4). Het Feest van het Pesach helpt ons eraan te herinneren dat we door genade verlost zijn uit het slavenhuis Egypte / De zondemacht. Jesjoea vervult de Feesten en de Torah: Hij vervolmaakt ze, hij geeft ze hun ware invulling, omdat alles is geschapen omwille van hemzelf! Het is niet ‘slechts een schaduw’, maar een voorafschaduwing. Sommige Feesten zijn zelfs nog niet vervuld, want deze wijzen op de terugkomst van de Messias, zijn regeren en de eeuwigheid daarna.

4.     De Torah geldt nog steeds

De brief aan de Romeinen legt duidelijk uit dat wij de Torah behoren te houden in het Vernieuwde Verbond in Jesjoea zijn bloed: ‘Doen wij dan de wet te niet door het geloof? Dat zij verre; maar wij bevestigen de wet.’ (Rom. 3:31, SV). Saul concludeert: ‘Zo is dan de wet heilig, en ook het gebod is heilig en rechtvaardig en goed.’ (Rom. 7:12) en met de Geest kunnen wij over de zonde (overtreding van de Torah) heersen: ‘opdat de eis der wet (gehoorzaamheid aan de Torah) vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, doch naar de Geest. (Rom. 8:4)

Het vieren van de Feesten is niet alleen belangrijk voor ons eigen geloofsleven en ons dienen aan Elohiem (God). Ook is dit belangrijk omdat wij één zijn geworden met Elohiems volk. Zijn wij niet ‘geënt’ (Rom. 9-11)? Wij kunnen de Joden ‘jaloers’ maken door de Torah te houden. En wanneer deze kennis van de Feesten, die op Messias wijzen, groeit, kunnen wij gemakkelijker uit de Schriften bewijzen dat dit hun Messias is. Maar niet alleen de Jood, ook ‘de Griek’, andere volken, kunnen wij uit de Schriften bewijzen dat Jesjoea de Messias is. Dit zorgt ervoor dat gelovigen een beter fundament krijgen, omdat ze na bekering beter begrijpen wat recht is voor God.

Dat wordt helaas nu nog weinig gedaan, omdat men gelooft dat de Torah ‘weg’ is en door een eigen vervangingstheologie (De kerk is het ware Israël) op te zetten, – een eigen boom te planten, zo je wilt – en daarmee de Torah en zijn zeggenschap (scherper dan een tweesnijdend zwaard) krachteloos te maken. De Joden in Jesjoea’s  tijd deden hetzelfde: Door het navolgen van leringen die door mensen waren verzonnen, maakten zij het Woord (Torah) krachteloos, waardoor zij de ‘sleutel der kennis’ (Torah) weghielden van de mensen, waardoor de leraren zelf én het volk niet binnen konden gaan (Lc. 11:52). Hetzelfde is gebeurd bij de gemeente van Jesjoea. 2Th. 2:7a zegt: ‘Want het geheimenis der wetteloosheid (Torahloosheid) is reeds in werking’.

Jesjoea is het vleesgeworden Woord. Elke Jood leest hier voor Woord’, ‘Torah’! Hij hield die Torah (vertaald met wet) volmaakt; hij zondigde nooit! Daardoor kon hij het Pesachram worden, de vlekkeloze (gave) ram. Omdat hij de Torah volmaakt hield, was hij hiermee rechtvaardig, en kon de dood hem niet vasthouden. Hij heeft dus niet de sabbat ontbonden, anders had hij niet naar het recht (Torah) geleefd, en had hij niet ons zondeloos offer geworden.

Ook wij zijn nu ‘rechtvaardig verklaard’ en horen na deze genadegave door het geloof, gewoon rechtvaardig te wandelen! Naar het recht betekent in de Bijbel naar de Torah wandelen. Jesjoea zij dat hij velen zou zeggen: wetteloze (Torahloze), ik heb je nooit gekend! Een grote waarschuwing voor ons. De gemeente heeft zich beroemt tegen de afgebroken takken van de Olijfboom (het deel van Israël dat niet bekend is met God’s nieuwe weg naar gerechtigheid, maar Israël is als zoon nog Verbondsvolk, op basis van de uitverkiezing), en dat vergeldt God hen, waarschuwt hij in Romeinen. Laten wij niet meegaan met deze leer die zich afzet en beroemt tegen een deel van Israël, dat ook nog ongehoorzaam is gebleken voor ons.

De meerderheid van gelovigen is in dit opzicht verkeerd geleerd. Het is ook niet gemakkelijk te vatten, de brieven van Saul. Men heeft ze ook nog gekleurd vertaald. Zo zitten in het eerdergenoemde vers Kol. 2:16 meerdere (bewuste) vertaalfouten. De Torah geldt nog steeds. Jesjoea leert dat niks afgaat aan de Torah, tot het einde van de hemel en de aarde (Mt. 5:17). En hij zegt dat al wat hij de discipelen leerde, zij door moeten leren aan de rest van de wereld. De Torah geldt dus ook voor ons. Het conflict in Handelingen 15 wordt beslecht doordat nieuwe gelovigen die het ‘burgerschap Israëls’ (Ef. 2) ontvangen hebben, elke week in de synagoge door de Torahlezing (‘Mozes’) worden bijgeleerd…

Wees een wijze maagd / dienstknecht en onderhoud Torah!

Een gedachte over “Jesjoea, ons Pesachram – dat de zonde der wereld wegneemt”

  1. Shalom Levi,
    Een mooie en sterk onderbouwde uiteenzetting.
    Wij zullen alle Feesttijden van JHWH vieren met vreugde en uitzien naar de spoedige komst van onze Here en Heiland Jesjoea HaMessiach … en Hij komt spoedig!
    “Dit nu is het eeuwige leven dat zij U (JHWH) kennen en Jesjoea de Messias die Gij (JHWH) gezonden hebt.”
    Hallelu-Jah !!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah