Jesjoea in de gestalte Gods (Fil. 2:5-8)

Bijbelstudie van Biblical Unitarian (Engels)

Geprezen, U, JHWH, onze God, Koning van de wereld die ons door Zijn geboden bijzondere taken heeft opgelegd en ons heeft opgedragen de Torah te bestuderen.

Fillipenzen 2:5-8 
Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was, die, in de gestalte Gods zijnde, het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht, maar Zichzelf ontledigd heeft, en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen, en aan de mensen gelijk geworden is. En in zijn uiterlijk als een mens bevonden, heeft Hij Zich vernederd en is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises. (NBG)


Inhoud

Inleiding
1. Theologen over ‘Jesjoea in de gestalte Gods’
2. Septuaginta en Apocriefen over morphe
3. Meer bewijs over morphe
4. Conclusie
5. Ontwikkeling van de Theologie
5.1 Context van het vers en de Tweenaturenleer
5.2 Kenotische Theologie
6. De eigenlijke betekenis van het vers

Noot van de vertaler: Dit stuk is misschien moeilijk te begrijpen. Er komt ook wat theologie in voor. De kern is dat Jesjoea zijn ‘in de gestalte Gods’ zijn, een uiterlijk iets weergeeft, en niet een innerlijks. Hij is niet God, – die is nooit te zien – maar Hij is a.h.w. hij maakte God wel ‘kenbaar’, doordat hij alles deed wat God hem opdroeg. 

Inleiding

Deze verzen in de brief aan de Filippenzen zijn erg belangrijk in de Drie-Eenheidsleer (al hebben ze ook verdeling onder trinitariërs veroorzaakt), en deze moeten daarom grondig worden behandeld. Uit de verzen worden meerdere argumenten gehaald die stuk voor stuk besproken worden.

Ten eerste, veel trinitariërs beweren dat het woord “gestalte”, de vertaling van het Griekse woord morphe, refereert aan Messias’ innerlijke natuur als zijnde God. Dit wordt zo nadrukkelijk verklaard dat de Engelse NIVvertaling ‘being in very nature God’ heeft staan, wat betekent: ‘die naar zijn natuur God is’. (De Nederlandse NBV heeft: ‘Hij die de gestalte van God had’.) Wij geloven niet dat morphe refereert aan een ‘eigenlijke innerlijke wezen / natuur’, en wij zullen bewijs leveren dat het refereert aan een uiterlijke vorm.

1. Theologen over ‘Jesjoea in de gestalte Gods’

Verschillende woordenboeken nemen tegengestelde standpunten in over de definitie van morphe, en wel in zulk een mate dat wij menen dat er geen ander woord in woordenboeken zo verschillend wordt gedefinieerd. Wij zullen definities geven van woordenboeken met beide standpunten, om de verschillen tussen hen te illustreren. Vine’s lexicon heeft onder “vorm”: “eigenlijk de natuur of essentie, niet in het abstracte, maar als werkelijk bestaande in het individu … het heeft in zichzelf niets ‘onvoorzien’ of scheidbaars, zoals bepaalde modes van manifestatie.”

Trinitariërs gebruiken woordenboeken als Vine’s vrijpostig om hiermee te stellen dat de ‘natuur’ of ‘wezen’ van Jesjoea in zijn menselijk lichaam, God was.
Trinitarische geleerden als Vine stellen morphe, wat zij zien als een “innerlijke, essentiële natuur”, tegenover het Griekse schema, (in vers acht vertaalt met ‘uiterlijk’), wat volgens hen op uiterlijk vertoon duidt.

Wij geven toe dat er veel Trinitarische geleerden zijn die in woordenboeken toevoegingen of artikelen schreven over het Griekse morphe waarin werd geconcludeerd dat Messias God moet zijn. Een Trinitariër die dit punt wil maken, put uit verschillende verzen. Maar wij beweren dat deze definities bevooroordeeld en foutief zijn. Daarbij komt dat wij geen niet-Trinitariërs konden vinden die het eens waren met de definities van de Trinitarische geleerden, terwijl vele Trinitarische bronnen het ermee eens zijn dat morphe refereert aan het uiterlijk voorkomen en niet de innerlijke natuur. (Voorkomen in Van Dale: ‘wijze waarop iets of iemand zich voordoet, uiterlijk’, vert.)

Een studie van andere woordenboeken (waarvan vele Trinitarisch) geven een heel ander beeld dan Vine’s woordenboek. In Bullinger’s Kritisch Woordenboek, wordt morphe eenduidig met ‘vorm’ vertaald. Het woordenboek van W. Bauer, vertaald en herzien door Arndt en Gingrich, heeft onder morphe staan: “vorm, uiterlijk voorkomen, gestalte” (NBG heeft ook gestalte, vert.).

Het Theologisch Woordenboek van het Nieuwe Testament, bewerkt door G. Kittel, heeft “vorm, uiterlijk voorkomen’. Kittel merkt ook op dat morphe en schema vaak onderling uitwisselbare termen zijn. Robert Thayer, de in zijn leven zeer gerespecteerde lexicoloog, heeft onder morphe vermeld: “de vorm waardoor een persoon of ding het gezichtsvermogen treft; het uiterlijk voorkomen”. Thayer wijst er ook op dat het Grieks zegt dat kinderen het voorkomen van hun ouders weerspiegelen, iets wat in elke cultuur eenvoudig wordt opgemerkt.

Thayer merkt ook  op dat sommige geleerden proberen om morphe te doen refereren aan dat wat intrinsiek en essentieel is, zijnde in tegenstelling tot dat wat uiterlijk en onvolkomen is. Maar Thayer merkt op dat ‘deze onderscheiding door vele verworpen is’. Deze genoemde bewijzen laat zien dat geleerden het oneens zijn over het gebruik van het woord morphe in Fillipenzen. Wanneer geleerden het oneens zijn, en zeker in het geval wanneer geloofd wordt dat de reden van onenigheid veroorzaakt wordt door een verschil in doctrine, is het absoluut essentieel om zoveel mogelijk oorspronkelijk onderzoek te doen als mogelijk. De ware definitie van morphe moet duidelijk worden als we de bronnen controleren die beschikbaar waren ten tijde van de totstandkoming van het Nieuwe Testament (voortaan: Apostolische geschriften, vert.). Want het is toch zo dat het woord morphe algemeen gebruikt werd in de Griekse wereld. We beweren dat een studie met werkelijk bewijsmateriaal duidelijk zou aantonen dat morphe niet refereert aan Messias’ innerlijke, essentiële wezen, maar eerder aan het uiterlijke voorkomen.

Uit seculiere geschriften leren we dat het Grieken morphe gebruiken om te omschrijven wanneer de goden hun voorkomen veranderden. Kittel wijst erop dat goden in heidense mythologie van vorm (morphe) veranderden, bijvoorbeeld Afroditus, Demeter and Dionysos deden dit. Dit is duidelijk een verandering van voorkomen, niet van natuur. Josephus, een tijdgenoot van de apostelen, gebruikte morphe om de vorm van standbeelden te omschrijven (Bauer’s Woordenboek).
Andere gebruiken van het woord morphe in de Bijbel ondersteunen het standpunt dat morphe refereert aan uiterlijk voorkomen. Het evangelie naar Marcus bevat een korte referentie aan het welbekende verhaal in Lucas 24:13-33 over Jesjoea die verschijnt aan twee mannen op de weg naar Emmaus. Marcus vertelt ons: “Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen op de weg, terwijl zij zich naar het land begaven” (16:12 NBG). Dit is erg duidelijk. Jesjoea had niet een andere “essentiële natuur” toen hij verscheen aan de twee discipelen. Hij had simpelweg een ander uiterlijk voorkomen.

2. Septuaginta en Apocriefen over morphe

Meer bewijs omtrent het woord morphe, verwijzend naar uiterlijk voorkomen kan verkregen worden uit de Septuaginta, een Griekse vertaling van het Oude Testament (voortaan: de Tenach) van ongeveer 250 jr. voor de gangbare jaartelling (vGJ). Het was geschreven terwille van het grote aantal Grieks sprekende Joden in Israël en omringende landen (een resultaat van Alexander de Grote’s verovering op Egypte in 332 vGJ en zijn controle over het territorium van Israël). Omstreeks 250 vGJ spraken zoveel Joden Grieks, dat een Griekse vertaling van de Tenach werd gemaakt.

De Septuaginta beïnvloedde de Joden gedurende de totstandkoming van de eerste gemeentes in sterke mate. Sommige citaten van de Tenach die voorkomen in de Apostolische geschriften komen in feite van de Septuaginta, en niet van de Hebreeuwse tekst. Daarenboven waren er veel Grieks sprekende Joden in het lichaam van Messias van de eerste eeuw. We zien bijvoorbeeld dat er een conflict in de gemeente ontstond toen Hebreeuws sprekende Joden vooringenomen bleken naar de Grieks sprekende Joden toe (Hand. 6:1). De Joden gebruikten in de Septuaginta het woord morphe verschillende malen, en het verwees altijd naar het uiterlijk voorkomen. Job zei: “Daar gleed een geest mij voorbij, deed het haar van mijn lichaam te berge rijzen. Hij bleef staan, maar ik kon zijn gestalte niet onderscheiden. Een gedaante (morphe) stond voor mijn ogen, en ik vernam een fluisterende stem:” (4:15, 16, NBG). Het staat buiten kijf dat morphe hier refereert aan het uiterlijk voorkomen. Jesaja gebruikte het woord morphe in referentie naar door de mens gemaakte afgoden: “De timmerman spant het meetsnoer en tekent de omtrek af met de stift, bewerkt het beeld met de schaaf, tekent met de passer de omtrek af en maakt het naar de beeltenis (morphe) van een man, naar een pronkstuk van een mens, om in een huis te wonen.” (Jes. 44:13, NBG). Het zou absurd zijn te beweren dat morphe hier refereert aan de ‘essentiële natuur’ in dit vers, alsof een houden snijwerk de ‘essentiële natuur’ van een mens zou kunnen hebben. Het vers is duidelijk: de afgod heeft het ‘uiterlijk voorkomen’ van een mens. Volgens Daniël 3:19 werd Nebukadnessar furieus, nadat Sadrak, Mesak and Abednego weigerden te buigen voor zijn  beeld, wat ‘zijn gelaatsuitdrukking (morphe) veranderde’. Niks van zijn natuur veranderde, maar de mensen die toekeken zagen dat zijn uiterlijk voorkomen veranderde. Ook in de Apocriefe werken, die dicht bij de tijd van Messias’ komst zijn geschreven, zien we dit gebruik van het woord morphe, bijvoorbeeld in Wijsheid van Salomo 18:1 (dit gedeelte over A. werken is ingekort, vert.).

3. Meer bewijs omtrent morphe

Er is nog meer bewijs. Het woord Morphe is heeft een stam waarvan verschillende woorden uit de Apostolische geschriften zijn afgeleid en het woord komt ook in sommige samenstellingen voor. Deze feiten voegen meer bewijs toe aan de gedachte dat morphe refereert aan de vertoning van een uiterlijke manifestatie. De Bijbel spreekt van kwade mannen die een ‘schijn’ (of ‘form’ in het Engels) (morphosis) van godsvrucht hebben (2 Tim. 3:5). Hun innerlijke natuur was kwaad, maar zij hadden een uiterlijk voorkomen van godsvrucht (in Engels: “godliness”). Op de Berg der Verheerlijking werd de gedaante van Messias ‘veranderd’ (metamorphoomai) voor de apostelen (Mt. 17:2; Mk. 9:2). Zij zagen niet dat Messias een nieuwe natuur kreeg, maar zij zagen dat zijn uiterlijke vorm sterk veranderde (dit was overigens een gezicht, vlg. Mt. 17:9, vert.). Op eenzelfde manier behoren wij volgelingen van Jesjoea te ‘veranderen’ (“metamorphoomai”) door de vernieuwing van ons denken door de Schrift. Wij krijgen geen nieuwe natuur door de vernieuwing van ons denken, omdat we alreeds ‘deel hebben aan de goddelijke natuur’ (2 Pe 1:4), maar er zal een verandering in ons plaatsvinden die wij en anderen duidelijk zullen ervaren. Gelovigen die veranderd worden van wereldse mensen, met alle zichtbare gedragingen die een vleselijk leven met zich meedraagt, tot gelovigen die op hun Meester lijken, veranderen immers op zo’n manier dat men het verschil kan zien. 2 Kor. 3:18 zegt hetzelfde wanneer het spreekt van gelovigen die ‘veranderen naar hetzelfde beeld (metamorphoomai)’ van Messias. Dat wij worden veranderd in een ‘beeld’ laat ons zien dat de verandering iets is dat zichtbaar is aan de buitenkant.

We zouden graag nog één punt maken voordat we aan een conclusie toekomen over het woord “morphe”. Als dit vers uit Fil. wil zeggen dat Jesjoea God is, waarom zou het dat dan niet gewoon verklaren? Natuurlijk heeft God de ‘essentiële natuur’ van God, dus waarom zou iemand dat punt willen maken? Dit vers zegt niet, “Jezus, God zijnde”, maar eerder: “zijnde in de vorm van God.” Wel, Paulus herinnert de Fillipenzen eraan dat Jesjoea de Vader op elke mogelijke wijze representeerde.

4. Conclusie

Dus, wat kunnen we concluderen over morphe? De Fillipenze gemeente bestond uit Joden en bekeerde Grieken. Zij waren door de Septuaginta en andere geschriften bekend met morphe, wat verwees naar uiterlijk voorkomen, inclusief die van mensen en afgoden. Voor de Grieken verwees het ook naar het uiterlijk voorkomen, inclusief het veranderlijke uiterlijk voorkomen van hun goden en de vorm van standbeelden. Het enige andere gebruik van morphe in de Apostolische geschriften buiten Fillipenzen is in Marcus, waar het ook refereert aan het uiterlijk voorkomen.

Wij betuigen dat het werkelijke bewijs duidelijk is: het woord morphe verwijst naar uiterlijk voorkomen of vertoning. Messias Jesjoea was in het uiterlijke een voorkomen van God, zozeer dat hij zei: ‘Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien’. Messias deed namelijk altijd Gods wil volkomen, en vertegenwoordigde en representeerde zijn Vader perfect, op elke manier.

Schema, zoals Kittel opmerkt, kan synoniem zijn aan morphe, maar het heeft legt meer nadruk op uiterlijk vertoon dan uiterlijk voorkomen, en verwijst vaker naar vergangbare dingen als de kleding die we dragen of het voorkomen van ons dat veranderlijk is. Als menselijke wezen, hebben wij altijd een uiterlijke vorm (morphe) als van andere mensen. Toch is er in de zin van onze vertoning iets dat telkens veranderd. Wij groeien immers op en komen op leeftijd. Mensen hebben het ook veel over elkaars voorkomen.

Zoals de rest van ons was Messias volledig mens en had een uiterlijke vorm (morphe) van een mens. Maar doordat hij de wil van Vader volkomen deed en godvruchtig gedrag vertoonde had hij het uiterlijke “voorkomen” (morphe) van God ook. Maar ook veranderde zijn vertoning (schema), regelmatig, net als bij ons. Dus kan in Fillipenzen 2:8 schema synoniem gebruikt worden met morphe, of het kan nadruk leggen op het feit dat de vertoning dat Messias had als menselijk wezen veranderlijk was. De verwoording in Fillipenzen 2:6-8 stelt ons niet een Godmens voor, met wie niemand van ons zich kan identificeren. Maar het stelt ons een mens zoals wij voor, die groeien en oud worden, maar wel één die zich volmaakt op God richtte in elke gedachte en daad zodat hij de Vader perfect representeerde.

5. Ontwikkeling van de Theologie

5.1 Context van het vers en de Tweenaturenleer

Nadat Fil. 2:6 vermeldt dat Messias in de gestalte (of: voorkomen, vert.) van God was, gaat het vers verder met dat Messias ‘het Gode gelijk zijn niet als een roof heeft geacht’ (NBG). Deze zinsnede is een sterk argument tegen de triniteit. Als Jesjoea God zou zijn, dan zou het helemaal niet logisch zijn om te zeggen dat hij het Gode gelijk zijn niet als “roof” (iets wat je niet op wilt geven, vert.), heeft geacht, omdat niemand het gelijk zijn van zichzelf kan ‘roven’. Sommige trinitariërs zeggen, “Nou, hij greep niet naar gelijkheid met zijn Vader.” Dat zegt dit ver echter niet. Het zegt dat Messias niet gelijkheid met God ’roofde’ (najoeg, vert.), wt het vers onzinnig zou maken als hij God zou zijn.

De opening van vers 7 bevat een zinsnede die serieuze verdeling onder trinitariërs veroorzaakte. Het zegt, “maar Zichzelf ontledigd heeft” (SV: “heeft Zichzelven vernietigd” of: klein gemaakt, vert.). Het Griekse woord waar het hier over gaat is kenos, wat letterlijk ‘ontledigen’ betekent.

Meer dan duizend jaar, vanaf het kerkelijke concilie in de vierde eeuw tot aan de twintigste eeuw, was de orthodoxe positie van de Kerk dat Messias tegelijktijd volledig God en volledig mens was in één lichaam. Deze doctrine is bekend als de “tweenaturenleer” en moet ondersteund worden met niet-Bijbelse woorden zoals communicatio idiomatum, letterlijk: “the communicatie van het idioom.” Dit verwijst naar het idee dat de “God”natuur in Messias is verenigd in de ”Mens”natuur van Messias op zo’n manier dat de acties en hoedanigheden van Yeshua van zowel God als mens kunnen zijn. Dr. J. Gonzalez, een autoriteit in de geschiedenis van de Christelijke Kerk, merkt op: “De goddelijke en menselijke natuur bestaat in een enkel wezen, hoewel de vraag hoe dit mogelijk is het grootste mysterie van het geloof is.” [1] Bijbelse waarheid is niet een ‘onbegrijpelijk mysterie”. In feite wil God dat wij Hem kennen en Zijn waarheid.

De tweenaturenleer wordt meestal gebruikt om de wonderwerken van Messias te verklaren, zoals de vermeerdering van het brood, de opwekking van doden en zo meer Deze verklaring wordt opgehouden ondanks dat profeten uit de Tenach eenzelfde dingen konden doen. De tweenaturenleer van Messias heeft grote problemen bezorgd, die goed gedocumenteerd zijn door John Wren-Lewis: “Zeker tot de Tweede wereldoorlog was de meest gebruikelijke visie van Jesjoea helemaal niet als mens. Hij was God in een menselijke vorm, vol van bovennatuurlijke kennis en kracht, vergelijkbaar met de Olympische goden die over eenzelfde kracht zouden bezitten wanneer zij in vermomming de aarde bezochten.” [2]

Onze ervaring bij discussies met volgelingen van Jesjoea over de hele aarde bevestigd wat deze man zei: de gemiddelde gelovige meent niet dat Messias ‘in alle opzichten aan zijn broeders gelijk’ was (Heb. 2:17), maar zij menen juist dat Messias kon doen wat hij deed omdat hij fundamenteel anders was. Dit scheidt mensen van de Heer Jesjoea op een kunstmatige manier.

5. 2 Kenotische Theologie

In het Duitsland van midden 19e eeuw begon de Lutheraase theoloog Gottfried Thomasius te ontwikkelen wat nu bekend is geworden als ‘Kenotische theologie’. Dit denken ontstond uit enkele reële zorgen die trinitariërs hadden over de tweenaturenleer. Ten eerste stond de tweenaturenleer niet toe dat Messias’ zijn volle menselijkheid werd uitgedrukt. Ten tweede leek het Messias in een aberratie (afwijking) te veranderen: God zelf, maar toch tegelijkertijd mens. Ten derde, “als Jesjoea tegelijkertijd alwetend God en beperkt mens zou zijn, dan zou hij twee centra hebben, en zou hij fundamenteel niet één van ons kunnen zijn.” Kenotische theologie bood een “oplossing” voor deze problemen. Aangezien Fillipenzen 2:7 zegt dat Messias ‘zichzelf ontledigde’, moest waarvan hij zichzelf ontledigde wel zijn Godnatuur zijn, i.e., enige tijd voor zijn incarnatie,  zou Messias akkoord zijn gegaan met ‘zelfbeperking’ en kwam hij op aarde als enkel mens.

Trinitarische theologen waren het op dit punt en over de Kenotische theologie als geheel onderlijk zeer oneens en sommige orthodoxe theologen hebben de volgelingen zelfs “ketters” genoemd. Het grote punt van kritiek op Kenotische theologie is ten eerste: Het is slechts een eeuw oud en vertegenwoordigt daarmee niet de historische positie van de Kerk. Ten tweede verschillen orthodoxe theologen van mening over het vers zelf en ten derde dwingt Kenotische theologie God om te veranderen – God verandert in een mens – wat twee problemen veroorzaakt voor orthodoxe trinitariërs: God kan niet veranderen en God is geen mens.

Wij zijn het eens met Kenotische theologen die zeggen dat de tweenaturenleer niet toestaat dat Messias’ zijn menselijkheid kan uitdrukken, en dat het een ‘wezen’ creëert dat werkelijk een aberratie is en “fundamenteel niet één van ons” is. Toch zijn we het ook eens met orthodoxe trinitariërs die het Bijbelse standpunt aannemen dat God geen mens is en niet veranderen kan. Wij betuigen dat het een Trinitarische doctrine is dat deze problemen veroorzaakt, en dat er simpelweg geen oplossing voor hen is zolang men een Trinitarische positie behoudt. Wij menen dat de werkelijke oplossing is om te realiseren dat er maar één waarachtige God is, de Vader, en dat Jesjoea de Messias ‘een man u van Godswege aangewezen’ is en die God ‘èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft’ (Hand. 3:22,36). Dan is Messias volledig mens en ‘één van ons’, en God is God en veranderde nooit en is nooit mens geweest.

6. De eigenlijke betekenis van het vers

Terwijl trinitariërs onderling de discussie hebben gevoerd over de betekenis van Fil. 2:6-8, gebeurde er een triest iets – het verlies van de eigenlijke betekenis van het vers. Het vers spreekt noch over Messias die zijn ‘Godheid’ opgeeft bij zijn vleeswording, noch over Messias die zijn Godnatuur zou willen ‘verbergen’, zodat zijn menselijke natuur zich duidelijk kan tonen. Het zegt iets anders.

De Geschriften zeggen dat Messias het ‘beeld Gods’ was (2 Kor. 4:4), en Jesjoea zelf getuigde dat als iemand hem zag, hij de Vader zag. Wanneer men zegt dat Messias in de ‘vorm’ (uiterlijk voorkomen, vert.) van God is, zegt men deze waarheid (over het Jesjoea als het beeld van God, vert.) simpelweg op een andere manier. Niet zoals Adam, die ‘greep’ naar het Gode gelijk zijn (het als roof, iets waardevols, zag, zie Gen. 3:5, vert.) ‘vernietigde’ Jesjoea (de tweede Adam, vert.) zichzelf van zijn reputatie en de dingen die hem toekwamen als de ware zoon van de Koning.

Hij leefde op dezelfde manier als andere mensen. Hij vernederde zichzelf om gehoorzaam aan het woord en de wil van God te zijn. Hij leefde bij ‘Het staat geschreven’ en bij de geboden van zijn Vader. Hij roemde niet in zichzelf, maar noemde zichzelf de ‘Zoon des Mensen’, wat in het Aramees van Jesjoea ‘man’ betekende. Hij vertrouwde God en was ‘gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood des kruises’, die verschrikkelijke en beschamende dood.

De gemeente aan wie Paulus schreef deed het goed en ondersteunde de apostel, maar ook zij hadden problemen. Er was ‘nijd en twist’, ‘zelfzucht en ijdel eerbejag’ en men moest ‘ootmoediger’ worden (hoofdstuk 1 en 2). Dus schreef Paulus een uiteenzetting naar de gelovigen. Hij schreef: ‘Laat die gezindheid bij u zijn, welke ook in Christus Jezus was.’ (2:5). Daarna toont hij aan dat Jesjoea het ‘Gode gelijk zijn’ niet als roof (bezit dat je niet wilt opgeven, vert.) achtte, maar volledig nederig was en als resultaat werd hij ook ‘uitermate verhoogd’ door God.

Het voorbeeld van Jesjoea is een krachtige. We hoeven er niet op te letten of mensen merken dat we zijn wie wij zijn. We zouden simpelweg moeten dienen in gehoorzaamheid en nederigheid, en er zeker van zijn dat God ons op een dag zal belonen voor onze daden.

Extra noot van de vertaler: Het woord ‘gestalte’ van de NBG betekent volgens Van Dale: Gestalte: uitwendige gesteldheid, gedaante

2 gedachten over “Jesjoea in de gestalte Gods (Fil. 2:5-8)”

  1. Wat merkwaardig dat jullie je met zo’n toewijding hebt gestort op één enkel woordje dat van alles kan betekenen. Waarom doen jullie dat? Dat wat veel zwaarder weegt staat er direct na. Hierna komt het in zes vertalingen die allemaal qua inhoud exact hetzelfde zeggen. Ik heb dat gecursiveerd. Paulus deelt heel eenvoudig en heel eenduidig mede dat Jezus (ik ben christen dus gebruik de christelijke terminologie) aan God gelijk wàs, en ook eenmaal aan de mensen gelijk geworden is. Het eerste is de oorspronkelijke staat, het tweede de onvoorstelbare aanname van de menselijke natuur. Hij wàs geen mens, maar is mens gewórden, zegt Paulus. De beweging vindt plaats van boven naar beneden. Jezus die voor zijn komst deel uitmaakte van het goddelijke wezen, is volkomen en waarachtig mens geworden. God is ingedaald in het vlees. Een overvloed aan Nieuwtestamentische teksten verwijst daarnaar.

    Ik wil jullie erop wijzen dat wanneer je zijn afkomst afwijst en Jezus uitsluitend beschouwt als mens, dat dat onoverkomelijke theologische problemen oplevert, sowieso zul je een groot deel van het NT moeten schrappen .

    En als Jezus niet alléén maar een gewoon mens was zoals Abraham, Mozes, David, Elia en naar zijn eigen zeggen de grootste der profeten Johannes die de Doper werd genoemd, wat was Hij dan nog meer? Het is opvallend dat de mensen – ook theologen – die de goddelijkheid van de Zoon afwijzen, zich daartoe beperken, en zich verder nooit wagen aan een poging te omschrijven wat dan wél zijn identiteit was. Ik ben nooit één enkel probeersel tegengekomen. Daar waren ze in de tweede eeuw e.v. anders behoorlijk scheutig mee. Maar niemand doet het, laat staan die theologische moeilijkheden die je ermee oproept een beetje serieus nemen.

    Paulus’ woorden in zes vertalingen:

    Fil.5:6,7 Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, … (NBV)

    … die bestaande in de gestalte van God het niet als geroofd goed heeft beschouwd gelijk te zijn aan God, maar zichzelf heeft ontledigd door de gestalte van een dienstknecht aan te nemen, gelijk geworden aan mensen en in houding een mens gebleken; (NB)

    Hij die bestond in de gestalte van God heeft er zich niet aan willen vastklampen gelijk aan God te zijn. Hij heeft zichzelf ontledigd en de gestalte van een slaaf aangenomen. Hij is aan de mensen gelijk geworden. (Willibrord ’95)

    Who, being in the form of God, thought it not robbery to be equal with God: But made himself of no reputation, and took upon him the form of a servant, and was made in the likeness of men: (AV)

    welcher, da er sich in Gottes Gestalt befand, es nicht wie einen Raub festhielt, Gott gleich zu sein; sondern sich selbst entäußerte, die Gestalt eines Knechtes annahm und den Menschen ähnlich wurde, (Schlachter Bibel)

    lequel, existant en forme de Dieu, ne considéra pas comme une proie l’égalité avec Dieu, mais il se dépouilla lui-même, prenant une forme de serviteur, fait à la ressemblance des hommes, (BBA)

    1. Sjalom Leo.

      Vertalingen blijven vertalingen. Kijk liever in de grondtekst, zoals het artikel hierboven doet.
      Jesjoea is onze Koning, Heer, Meester (Rabbi),
      onze vriend, broeder, profeet, enz.

      Maar hij was en is een (nu verheerlijkt) mens, dat leert de Bijbel duidelijk –
      en biedt alleen maar klaarheid, geen mysteries meer.

      Dat uw ogen ervoor open zullen gaan!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah