Hoe kon God de Shoa ‘laten gebeuren’?

—“Och, dat gij naar mijn geboden luisterdet; dan zou uw vrede zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee; dan zou uw nageslacht zijn als het zand en uw nakomelingschap als de korrels daarvan; hun naam zou niet uitgeroeid noch verdelgd worden voor mijn aangezicht.” (Jes. 48:18-19)

Herdenkingsgebed voor de gedeporteerden in de tweede wereldoorlog (uit te spreken op Kol Nidrê):

God, Heer der zielen van alle levenden! Op deze (heilige en ontzagwekkende) dag treden wij voor U om onze smekingen tot U te richten.
Gedenk toch ten goede de zielen van hen, die tot onze Gemeente behoorden en van de kinderen van heel Uw volk Israël, allen die de dood gevonden hebben door de hand van de gewelddadige onderdrukker in de rampzalige jaren van vervolging.
Met een hart vol droefenis brengen wij in herinnering al die onschuldigen, die uit hun woonsteden werden weggerukt om hen naar een verre plaats te brengen en daar te laten omkomen door uithongering of te doen ombrengen door de hand van de moordenaar, die geen erbarmen kende.
O God, hoor ons gebed vandaag en zwijg niet bij ons geween. Allerhoogste God, rechtvaardige Rechter, doe hun zielen eeuwige rust vinden bij de heiligen en de reinen en laat hun offerande (op deze dag der verzoening) voor U verschijnen.
Ach God, wend Uw toorn af van ons en heel het huis Israël, Uw volk, en doe ons geen ongenade vinden in de ogen der volkeren. Laat ons veilig wonen in het land onzer vaderen en schenk vrede alle bewoners van Uw aarde. Amên.

Auteur: Chr. Levi Zoutendijk

Vele gelovigen kunnen niet begrijpen hoe God de Shoa had kunnen ‘laten gebeuren’, en verloren soms hun geloof. Maar de Bijbel biedt toch enig licht op deze vraag. Geeft dat ook verlichting? Ja, wellicht iets.

Joden die vermoord werden in de Shoa zullen misschien hetzelfde gedacht en uitgeroepen moeten hebben als tijdens de Babylonische ballingschap: “Gij hebt U in toorn gehuld, Gij hebt ons vervolgd, ons meedogenloos gedood. Gij hebt U gehuld in een wolk, ondoordringbaar voor het gebed. Gij hebt ons gemaakt tot verachtelijk uitvaagsel te midden van de volkeren’, en ze zullen gedacht hebben: ‘De Here zelf heeft hen verstrooid; Hij slaat geen acht meer op hen’ (Kl. 3:43-45; 4:16).

Maar zou het echt van de hand van God komen? Ook in de Shoa zijn zeer vele rechtvaardige (Torahgetrouwe) Joden met het Shema op hun lippen gestorven. Maar waarom trof hun dit onrecht?!
Ps. 79, over de verwoesting van de tempel, zegt : “Reken ons de ongerechtigheid der voorvaderen niet toe, uw barmhartigheid kome ons haastig tegemoet, want wij zijn zeer verzwakt”.

Met de ballingschap in Babylonië waren de Joden ook aan de heidenen overgeleverd – en het kwam ook bijna tot een vernietiging van het volk. Het duurde één generatie (70 jaar) tot de zonde van het volk uitgedelgd was en het terug kon. Zo moest ook de generatie die uit Egypte vluchtte eerst sterven, voor hun kinderen het land in konden.

Juda was voor veel heidenen – en zelfs zogenaamde christenen – als ‘verachtelijk uitvaagsel’ geweest tijdens de eeuwenlange (‘Christelijke’) vervolgingen. Elke verbanning werd dus veroorzaakt door de generatie die op dat moment leefde. Daar hadden volgende generaties mee te doen. Zij moesten ‘de vrede van de stad’ zoeken (Jer. 29:7), zonder garantie dat dit altijd tot hun eigen vrede zou leiden (vergelijk het bidden van volgelingen van Jesjoea voor de overheid, om een rustig bestaan te kunnen leiden, Rom13).

Alleen duurde deze verbanning wel verschrikkelijk lang, en waren de latere generaties niet schuldig. Zij leden volgens mij echter wel onder de ‘passieve vloek’ van verstrooiing, terwijl zij dus natuurlijk niet schuldig waren aan de zonde van ( de leiders van) de generatie in Jesjoea’s dagen.

Die generatie van Jesjoea had ‘het niet gewild’ (Mt. 23:37); veel oudsten zochten liever de eer van mensen. Hun huis zou aan hen overgelaten worden, zei Jesjoea. Wel beloofde hij dat ‘dit geslacht geenszins voorbij zal gaan’ (Mt. 24:34) en Jeruzalem zou op een gegeven moment niet meer vertrapt worden door de heidenen, tot 1948/’67, weten we nu.
Maar tot die tijd zou God zou hun gebeden over terugkeer en veiligheid vaak niet (kunnen) beantwoorden en zo waren Joden voor een deel als vogelvrij verklaarden in de wereld – zonder Zijn direct bescherming. Het was alsof de leraar het beste jongetje van de klas in de steek liet, omdat hij (even) niet meer zijn best deed, – en nu werd hij aangevallen werd door de aartsschelmen van de klas.

Daarom staat over een eerdere ballingschap geschreven in Zacharia:
“Toen nam de Engel des Heren het woord en zeide: Here der heerscharen, hoelang nog zult Gij zonder erbarmen zijn over Jeruzalem en over de steden van Juda, waarop Gij nu reeds zeventig jaren toornig zijt? De Here antwoordde daarop de engel die met mij sprak, met goede woorden, troostrijke woorden.
Vervolgens zeide tot mij de engel die met mij sprak: Predik: zo zegt de Here der heerscharen: Ik ben voor Jeruzalem en voor Sion in grote ijver ontbrand,
maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade.
Daarom, zo zegt de Here: Ik keer in erbarming tot Jeruzalem weder; mijn huis zal daarin gebouwd worden, luidt het woord van de Here der heerscharen en het meetsnoer zal over Jeruzalem gespannen worden.
Predik verder: Zo zegt de Here der heerscharen: Wederom zullen mijn steden overvloeien van het goede; nog zal de Here Sion troosten, Jeruzalem nog verkiezen.”

De Joodse generatie voor de oorlog zou volgens sommigen wel collectief van God afgevallen zijn, bijvoorbeeld Joden die eigenlijk hun godsdienst lieten vallen. Maar als dit al voor veel Joden in West-Europa zou gelden, dan geldt dit zeker niet voor het Jodendom in Oost-Europa. Maar ook zei ontkwamen niet aan de Vernietiging.
Dit leert ons al dat de gruwelijkheden van de Oorlog niet direct aan een afval door een deel van het jodendom kan liggen.

Nee, eerder kon God door de ballingschap zijn volk niet echt meer beschermen (naar de mens gesproken) in het eigen lang Eretz Yisrael, tot de maat van de zonde vol was en Hij ze opnieuw plantte in het land.

Verbondsbreuk?

Betekenen de eerdere gruwelijkheden dat God alle Joden die vervolgd werden niet meer liefhad? Dat God zijn verbond brak met Juda? Nee, Sh’aul zegt immers: ‘Ik vraag dan: God heeft zijn volk toch niet verstoten? Volstrekt niet!’ (Rom. 11:1), God bleef trouw. En sindsdien heeft JHWH voor hen geijverd in tal van oorlogen, en zal hij voor hen ijveren.
Leviticus 26: 44 zegt dan ook: Maar ook zelfs, wanneer zij in het land hunner vijanden zijn, versmaad Ik hen niet en heb Ik geen afkeer van hen, zodat Ik hen zou vernietigen en mijn verbond met hen verbreken: want Ik ben de JHWH, hun God.

In de laatste hoofdstukken van de Torah (De. 32) klinkt al de ongehoorzaamheid van het volk door. De verwerping van Jesjoea door de Judeeërs (machthebbers) en de tijden daarna zijn hier een soort slotsom van (al doen christenen het niet beter, want Jesjoea zegt al dat hij het ware geloof haast niet terug zal zien als hij terugkomst!).
In Deut32 staat het volgende. Hij zeide: Ik wil mijn aangezicht voor hen verbergen en zien, wat hun einde wezen zal, want zij zijn een verkeerd geslacht, kinderen, die geen trouw kennen.” Ook staat hierin dat God een ander volk (naast het Joodse) zal aannemen: “Daarom zal Ik hen tot naijver verwekken door wat geen natie is”. 

Het lied spreekt echter gelukkig over een uitkomst: “Want de Here zal recht doen aan zijn volk en Zich ontfermen over zijn knechten; wanneer Hij ziet, dat hun kracht vergaan is, van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben:” En het lied eindigt; “Jubelt, gij natiën, om zijn volk, want Hij wreekt het bloed van zijn knechten, Hij oefent wraak aan zijn tegenstanders en verzoent zijn land, zijn volk.”

We zien dus al in het laatste boek van de Torah dat JHWH het Joodse volk verstrooid, maar Zich weer over hem onfermt, wanneer ‘de dag van hun verderf’ nabij is. net na de Shoa werd de staat Israël gesticht. Zach. 1:15 zegt in een vergelijkbaar geval volgens mij over dit kwaad: “maar Ik ben zeer toornig op de overmoedige volken, die, terwijl Ik maar een weinig vertoornd was, meehielpen ten kwade”.

O diepte van rijkdom

Maar is dit wel eerlijk, om zo gestraft te worden? Is God niet rechtvaardig? Je zou bijna zeggen: had U, God, niet een ander volk kunnen kiezen!!? De nakomelingen van één zondige generatie zaten erg lang met de uitwerking van die zonden opgescheept.

Ieder sterft wel om zijn eigen zonde, volgens de Torah, maar toch kan JHWH niet buiten zijn eigen gerechtigheid om, hij heeft zich aan zijn recht (Torah) gebonden; dit ís juist zijn rechtvaardigheid. Gelukkig waren de Joden zo trouw om de Torah te bewaren, tot Shilo komt, – geheel anders dan de ‘Christenen’. Zoals de heidenen buitengesloten waren omdat zij niet tot het verbondsvolk wilden behoren, sloot het volk Israël zichzelf voor een groot deel buiten het van het lichaam van Messias. En daarna werd de breuk door de christelijke vervangingsleer niet meer geheeld. Wel blijft Israël Zijn verbondsvolk. Uiteindelijk zal hij zich over allen ontfermen.

Helaas hebben christenen zich beroemd tegen de takken; zij zijn hoogmoedig geworden tegen hen die Jesjoea niet aannamen. De (semi-)hervormer Luther was erg anti-Semitisch en riep al op tot werkkampen. Om in deze eindtijd nog meer leed door ‘gelovigen’ te voorkomen, dienen wij te beseffen dat wij in Gods ogen en plan tot één volk zijn gemaakt; wij hebben allen het ‘burgerrecht Israëls’ (Ef. 2:12). Als wij echter hoogmoedig blijven, zullen ook wij afgekapt worden.

Conclusie 

Maar zeer velen van de slachtoffers van de Shoa keken gelukkig vol verlangen uit naar de Messias en zijn offer werkt zéker ook voor hún. De rechtvaardigen onder hen zijn geenszins verloren! Zij leden – ondanks dat zij de Torah hielden. Zij leden – ondanks dat zij God van harte lief hadden.

God is vertoornd om alle landen die zo buitensporig geweld gebruikten. Dit klinkt misschien onrechtvaardig en hard. Maar op een vergelijkbare wijze neemt elk mens de zonde van Adam over en sterft, terwijl dit niet in Gods bedoeling lag.

Ondanks de verschrikkingen om je heen, moesten deze mensen dus hun goede relatie met de Eeuwige behouden. We weten dat God goed is en wij moeten altijd in Hem blijven vertrouwen.

God vervloekte het volk niet, deze trad wel in werking: ‘Gij zult een voorwerp van ontzetting worden, een spreekwoord en een spotrede onder alle volken, naar wier land de Here u wegvoert´ en: ‘Gij zult onder die volken geen rust vinden noch een rustplaats voor uw voetzool; de Here zal u daar een bevend hart geven, ogen vol heimwee en een kwijnende ziel.’ (Deut. 28:23,37)

JHWH beantwoordde het gebed van velen, gebeden tijdens eeuwen van vervolging, toen hij zijn oogappel weer terugbracht: “Waarom zoudt Gij ons voor altoos vergeten, ons verlaten tot in lengte van dagen? Breng ons, Here, tot U weder, dan zullen wij wederkeren. Vernieuw onze dagen gelijk van ouds! Of zoudt Gij ons geheel en al verwerpen? Zoudt Gij al te zwaar tegen ons toornen? (Klaagliederen 5:20-22).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah