Gerechtvaardigd uit werken, niet slechts uit geloof

In deze studie wordt behandeld: 

1. Breek met de ongerechtigheid
2. Geen oordeel over behoudenis
3. Ben ik wel behouden?
4. Behoudenis en Verderf
5. Voorwaarden aan behoud
6. Overig
7. Slot: Enkele verzen

1.1. Inleiding: Breek met de ongerechtigheid (Toraloosheid)

Nu raakt het mij zeer weinig, of ik al door u of door enig menselijk gericht beoordeeld word. Ja, ook mijzelf beoordeel ik niet. Want ik ben mij van niets bewust, maar daardoor ben ik niet gerechtvaardigd; Hij, die mij beoordeelt is de Here. Daarom, velt geen oordeel voor de tijd, dat de Here komt, die ook hetgeen in de duisternis verborgen is, aan het licht zal brengen en de raadslagen der harten openbaar maken. En dan zal aan elk zijn lof geworden van God.
(1 Kor. 4:3-5)

Een van de grootste dwaalleringen, met de meeste ‘slachtoffers’ op zijn geweten, is misschien wel de leer van ‘eens gered, altijd gered’. Een verzekerde behoudenis zou hét kenmerk van het geloof zijn. Vele leraren misleiden argeloze broeders en zusters door te leren dat daden van generlei waarde zijn in het Oordeel. Zij vergeten het ‘smalle pad’, waar Messias over sprak.

Ook de leerlingen van Jesjoea vroegen zich af: Here, zijn het weinigen, die behouden worden? (Lukas 13:23). Eigenlijk zijn veel evangelische leraren de hedendaagse Farizeeën, die de ‘sleutel der kennis’ hebben weggenomen, waarmee men het koninkrijk in had kunnen gaan. En met hun leer hebben zij anderen ‘tegengehouden’ (naar Luk. 11:52). Zij maken van hun kudde soms een ‘kind der hel’ (Mt. 23:15), die anderen wagen te beoordelen op dit onderwerp van behoudenis.

Om echt met God in ‘vreze en beven’ te kunnen wandelen, hebben we enige kennis over de ‘Rechterstoel van Christus’ (2Kor. 5:10) nodig. Kaïn werd al gezegd dat hij over de zonde moest heersen (Gen. 4:7). Onze gerechtigheid (Toragetrouwheid) dient overvloedig te zijn (Mt. 5:20). Pas als we zo leven, hebben we echte vrijmoedigheid om ‘te roemen in de hoop op de heerlijkheid’ (Rom. 5:2).

Wanneer wij rechtvaardiger leven, met Bijbelse ‘werken’, leven wij uiteindelijk pas ‘echt’ uit genade. Pas dan hebben we werkelijk de geest van de ‘onnutte slaaf’ uit Lucas 17, die door zijn Heer beloond werd om zijn werk, dat volgt op het geloof, in plaats van de ‘onnutte slaaf’ uit Mt. 25:30, die in de buitenste duisternis werd geworpen, omdat hij het talent in de grond verborgen had.
Jesjoea zegt in Lucas 17: ‘Zo moet ook gij, nadat gij alles gedaan hebt wat u bevolen is, zeggen: Wij zijn onnutte slaven; wij hebben slechts gedaan, wat wij moesten doen.

Wellicht is de valse leer van verzekerd behoud een direct gevolg van de notie dat de ‘Wet van Mozes’ (Tora) geheel afgedaan zou zijn. Volgelingen van Jesjoea zouden in de ‘vrijheid’ van een tijdperk zonder wetten ook geen reden hebben om nog veroordeeld te kunnen worden, in het Gericht. (Lees meer over de geldigheid van de Tora.)

Weliswaar drijft de volmaakte liefde de vrees uit (1Joh 4:18); maar toch dienen we onze behoudenis te bewerken met ‘vrezen en beven’ (Fil. 2:12). Werken die in Messias’ naam worden verricht, moeten echter samengaan met een godvruchtige levenswandel, anders zal Jesjoea ons niet kennen: ‘Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid.’ (Mt. 7:22-23)

1.2. Geweten & Talenten

‘Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn?’ (Luc. 12:20)

Toch moet het geweten van menig Christen door deze halfslachtige leer van veel predikers zijn gaan wringen, bijvoorbeeld bij het vers: ‘Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.’ (2 Kor. 5:10). (Zie hfd. 7 voor soortgelijke verzen)
Dit geweten mag niet dichtgeschroeid worden; wij allen moeten onderzoeken hoe de behoudenis in Messias ‘uitgewerkt’ (of ‘bewerkt’, Fil. 2:12, NBG) kan worden door ‘waardig’ te wandelen, zodat we aan het eind van ons leven met echt geloofsvertrouwen kunnen sterven, zoals Sjaoel (Paulus) uiteindelijk deed.

In dit stuk toon ik aan de hand van Bijbelteksten aan dat een mens in verschillende fases van zijn leven kritieke momenten kan doormaken (zoals het horen van het ware evangelie), waarop God hem uiteindelijk beoordelen zal.

2. Geen oordeel over behoudenis

F. J. Pop: ‘Doch het overweldigende, allesbeheersende feit dat zij geredden zijn, leidt niet tot de gevaarlijke positie der ‘gelukzalige bezitters’. Integendeel, juist omdat zij geredden zijn, zullen zij zich erop toeleggen ‘hun behoudenis te bewerken met vrezen en beven’ (Fil. 2:12) en zich laten betrekken in het hoogst actuele gebeuren van het gered worden, waarmede God door zijn Woord en Geest intensief bezig is. In dit alles richten zij zich op hun gered worden in het gericht. Want alleen wie volhardt tot het einde, zal behouden worden (Bijbelse woorden en hun geheim, pg. 55, onderstreping toegevoegd).’

Wanneer wij lering willen trekken uit de Bijbel, ontkomen wij niet aan het vormen van een oordeel over wat wij lezen. Dit staat weliswaar veel (evangelische) gelovigen tegen, die roepen dat men ‘niet oordelen mag’, maar dan vergeet men wel licht Jesjoea zijn nadrukkelijke opdracht ‘Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt met een rechtvaardig oordeel’ (Joh. 7:24). Hoe zouden wij elkaar kunnen vermanen, als wij niet eerst zouden beoordelen of iets goed of fout is?

Vanzelfsprekend leert de Bijbel veel over de Oordeelsdag, waardoor we weten wat we verwachten kunnen. Daarbij moet men ervan doordrongen zijn, dat het definitieve oordeel over elk mens – dus over Christen, Jood en heiden -, aan God is, die zonder aanzien des persoon oordeelt, zoals geschreven staat:

  • ‘En zoals het de mensen beschikt is, eenmaal te sterven en daarna het oordeel’. (Heb. 9:27)
  • Verdrukking en benauwdheid [zal komen] over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek; maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God. (Rom. 2:9-10)
  • ‘Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in rechtmatigheid.’(Ps. 98:9b)
  • ‘Velen van hen die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot eeuwig afgrijzen.’ (Da. 12:2) (‘eeuwig’ is hier relatief, Levi.)
  • ‘Een is wetgever en rechter, Hij, die de macht heeft om te behouden en te verderven. Maar wie zijt gij, dat gij uw naaste oordeelt?’ (Jak. 4:12)

We zien dus duidelijk dat God álle mensen zal beoordelen op basis van wat zij in hun leven ‘weggedragen’ (gedaan) hebben, en dat niemand zonder meer ófwel gered (behouden), ófwel verdorven (vergaan) raakt!

Wel geldt het volgende: En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? (1 Petrus 4:18). Maar merk op dat het laatste vers in vraagvorm blijft! Wie zijn wij om de goddeloze of zondaar, al heeft hij de schijn tegen, nu definitief te oordelen!?
Wél spreekt de apostel Sjaoel dat de vrucht van de zonde bij sommigen in dit leven al openbaar wordt, iemand kan zelfs ‘aan de Satan overgeleverd’ worden. Maar merk dus op dat er nooit een definitief oordeel wordt geveld.

Dat niemand naar onze kennis zonder meer behouden of verloren kan zijn, is iets waar elke volgeling van Messias van doordrongen moet zijn, om werkelijk in ontzag voor God en met liefde voor de omgeving te kunnen leven. Door deze waarheid te aanvaarden, smoort men alle geestelijke hoogmoed, die in verband staat met het behoud (heilschauvisme), en al haar uitwassen, in de kiem.

Het onderhouden van de geboden is echter, zoals we ook weten, nooit op zichzelf een grond voor het bereiken van verlossing, zoals geschreven staat: ‘Wetende, dat de mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken der wet, maar door het geloof in Christus Jezus, zijn ook zelf tot het geloof in Christus Jezus gekomen, om gerechtvaardigd te worden uit het geloof in Christus en niet uit werken der wet. Want uit werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden.’ (Galaten 2:16)

110_04_0299_BiblePaintings

Als het goed is, is iedereen in de Messiaanse beweging en daarbuiten hiervan doordrongen. Het onderhouden van de Tora betekent dus niet dat men wettisch wordt: het eigen heil denkt te kunnen ‘verdienen’ door daden waar God om vraagt. Al zulk roemen op onszelf is uitgesloten.
Het niet doen van werken om redding te ‘verdienen’, betekent nog niet dat men geheel zonder werken kan. Ik sluit dit stukje dan maar af met Jaäkov, de (half)broeder van Jesjoea:

Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt?  Is onze vader Abraham niet uit werken gerechtvaardigd, toen hij zijn zoon Isaak op het altaar legde?  Daaruit kunt gij zien, dat zijn geloof samenwerkte met zijn werken, en dat dit geloof pas volkomen werd uit de werken;  en het Schriftwoord werd vervuld, dat zegt: Abraham geloofde God en het werd hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd.  Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. (Jakobus 2:20-24)

3. Ben ik wel behouden?

Als wij accepteren dat wij ook de werken moeten voortbrengen die beantwoorden aan ons geloof, komt de vraag op: Hoe weet ik nu of ik echt behouden bent?
Dit wordt, zoals gezegd, schematisch (ideaaltypisch) in hoofdstuk vijf uiteengezet, aan de hand van kritieke gebeurtenissen en Bijbelteksten.

Maar kort gezegd ligt het antwoord in een samenspel van toetsing van de eigen geest door de Geest die wij ontvingen, in samenhang met het Woord van God. En daarbij komen dus de beloftes over redding en de opdracht deze zelf uit te werken.
Denk o.a. aan de volgende verzen en bekijk ook de verzen in hoofdstuk 7.

  • ‘Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien’ (Heb 12:14)
  • ‘Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt gij niet zo zeker van uzelf, dat Jezus Christus in u is? Want anders zijt gij verwerpelijk.’ (2 Kor. 13:5)

Wij zijn door het geloof apart gezet, geheiligd, in Messias. Hoe weten we of we in Messias zijn? Doordat we God met alles in ons liefhebben, en onze broeders liefhebben zoals Messias ons liefhad. Daardoor onderhouden we ook alle (andere) geboden. We onderzoeken en toetsen onszelf op basis van het Woord. De Geest van God helpt ons daarbij.  Maar velen hebben ook een valse geest van ‘geloofszekerheid’, waardoor de toetsing verstoord wordt.

Hier is nog veel meer over te zeggen, maar in deze studie wil ik met u kijken naar wat behoud en verderf nu werkelijk is.

4. Behoudenis en verderf

De Bijbel leert dat de mens een ziel is, die ófwel behouden wordt ten ‘eeuwige leven’, ófwel kan verdorven raakt (ophouden te bestaan), wanneer God, door Zijn zoon Jesjoea, oordeelt dat de ziel het eeuwige leven niet waardig is. Dit zet ik hieronder uiteen.

4.1 Wat is behoudenis?

Behoudenis heeft alles met redding te maken. En het is alleen de Vader, dat is: Adonai Jahweh, die redding biedt. Dit doet hij door Zijn zoon aan de mensheid te zenden, waar velen op uit hebben gekeken. Jahweh redt dus door Jesjoea, wiens naam betekent: Jahweh redt:
Ik, Ik ben de Here (Jahweh), en buiten Mij is er geen Verlosser. (Jesaja 43:11)

Volgens F.J. Pop bestaat er een duidelijk verschil in het gebruik van het woord ‘redding’ in de Tenach en in de Apostolische Geschriften:

‘Het O.T. zegt wel concreet, waarvan God verlost, maar verbindt met dit woord niet een beschrijving waartoe de verlossing leidt. Verlossen is steeds: verlossen uit of van, maar nooit: verlossen tot. Dat laatste kan er bij gedacht worden, doch het wordt niet genoemd.’
(F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim, pg. 53)

Bijvoorbeeld: Reinig uw hart van boosheid, Jeruzalem, opdat gij behouden wordt; hoelang zullen in uw binnenste uw zondige overleggingen verwijlen? (Jeremia 4:14)

‘In alle overige teksten (veruit de meerderheid) van het N.T. heeft het woord betrekking op de eschatologisch redding in het komende gericht. Uit een grote hoeveelheid worden hier twee teksten genoemd, waarin Paulus deze redding predikt: ‘Thans door zijn bloed gerechtvaardigd, zullen wij door hem behouden worden van de toorn’ (Rom. 5: 9) (…). Wij komen dit verschijnsel herhaaldelijk tegen. Het gered worden is reeds hier en nu een aanwezige werkelijkheid, en tegelijk is het een nog niet vervulde belofte.’
(F.J. Pop, Bijbelse woorden en hun geheim, pg. 54)

Nog twee verzen die dit laatste verder verduidelijken:

  • Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Johannes 3:16)
  • Want God heeft zijn Zoon niet in de wereld gezonden, opdat Hij de wereld veroordele, maar opdat de wereld door Hem behouden worde. (Johannes 3:17)

Met de komst van Jesjoea de Messias richt ‘behoudenis’ zich dus met nadruk op de toekomst, bij het Oordeel. Hoewel we in dit leven al als verloste mensen en een met God zijn in de Messias, moet de belofte nog vervuld worden. De enigen die deze belofte werkelijk kan dwarsbomen, zijn wijzelf, wanneer wij niet volharden in het ware geloof.

Het komt hierop neer: We zijn rechtvaardig (Toragetrouw) verklaard in Jesjoea, maar moeten in het Oordeel nog gerechtvaardig wórden! Leest u zelf: ’Want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden’ (Rom. 2:13).

Sjofar

Behoudenis is dus inderdaad ‘gered worden van de komende toorn’. De Satan is er alles aan gelegen om op zo’n belangrijk onderwerp verwarring te zaaien, en draait de waarheid graag geheel om, door te beweren dat ieder die Jesjoea aanroept, maar behouden is.. Hij komt immers als een engel des lichts.

4.1.2. Enige misverstanden over behoudenis

Veel teksten over het behoud (en bederf) zijn een eigen leven gaan leiden. Ik wil graag enkele bespreken.

Een cruciaal voorbeeld:

Want: al wie de naam des Heren aanroept, zal behouden worden.’ (Romeinen 10:13)

Hier lijkt Sjaoel glashelder te zeggen dat we de zekerheid van behoudenis mogen hebben. Hij citeert Joël 2:32, wat over het Oordeel spreekt. Toch, aan veel beloften van God zijn voorwaarden verbonden, zo ook aan de behoudenis. Denk aan dit vers, dat op het voorgaande aansluit: ‘Een ieder, die de naam des Heren aanroept, breke met de ongerechtigheid’ (2 Tim. 2:19c).

Een ander belangrijk voorbeeld:

En de behoudenis is in niemand anders, want er is ook onder de hemel geen andere naam aan de mensen gegeven, waardoor wij moeten behouden worden. (Handelingen 4:12)

Het lijkt hier alsof men alléén door het geloof in Jesjoea behouden kan worden, maar de tekst bedoeld iets anders. Namelijk: Alléén als je de naam van de Messias hebt leren kennen, kun je in vast vertrouwen voor de Rechterstoel verschijnen.
Dit sluit echter níet uit dat allen die uitkeken en vertrouwden op Messias, – zonder werkelijk zijn naam te kennen -, niet gerechtvaardigd zullen blijken te zijn in het Oordeel! Vergelijk hiervoor dit vers, waarin enkel uitgelegd wordt dat de volledige redding alleen in Messias is. Het volgende vers maakt ook duidelijk dat alleen door geloof in Jesjoea een vast vertrouwen op de behoudenis gesteld kan worden, eenvoudigweg omdat zonden enkel bedekt werden, tot Messias kwam.
‘Ook van alles, waarvan gij niet gerechtvaardigd kondt worden door de wet van Mozes, wordt ieder, die gelooft, gerechtvaardigd door Hem.’ (Handelingen 13:39)
Het wil echter niet zeggen dat men in de toekomst, zonder de naam Messias te kennen, niet behouden kan worden.

‘Jezus zeide tot hem: Ik ben de weg en de waarheid en het leven; niemand komt tot de Vader dan door Mij.’
(Joh. 14:6)

Ook dit vers is een eigen leven gaan leiden. Men zegt dan wel dat een Jood niet bij de Vader zou zijn, wanneer hij niet in Messias gelooft. Dit spreekt Sjaoel echter tegen in Rom9, waarin hij zegt: ‘hunner is de aanneming tot zonen’. Wel is waar dat we tijdens ons leven (alleen) door Jesjoea tot in het Hemelse Heiligdom kunnen komen. Ook noemen wij Adonai Jahweh hierdoor Abba, door de verzoening. Dít is dan ook wat Jesjoea bedoelt.
Deze woorden willen niet zeggen niet dat God de Joden niet meer als zonen ziet, wanneer zij Jesjoea niet aannemen. Overigens geloof ik dat het volk Juda de Messias wel haast als één man aan zal nemen, wanneer hij terugkomt, wat hoofdstuk elf ook beschrijft. Bovendien maken mijns inziens veel godsdienstige Joden meer kans op behoud dan Christenen die willens (en vaak wetens) de Tora overtreden.

In dit alles zien we al wat de uitwerking kan zijn van een verkeerde leer over behoudenis!

Overigens: verzen als 1Kor. 3:15 en Mat. 10:42 kunnen ook te eenvoudig worden uitgelegd, als zou een ieder wiens werk verbrandt zelf gered worden, en een beker koud water zou de behoudenis verzekeren… Hier ga ik echter nu niet op in.

4.2. Wat is verderfenis?

‘En weest niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; weest veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven in de hel.’ (Mt. 10:28)

Wanneer men behouden kan worden van de toorn, zal ook het tegendeel kunnen blijken: het verderf. Dit woord betekent volgens sommigen dat men voor eeuwig gepijnigd wordt, maar niets is minder waar.

Hier in Mat10 is het woord ‘verderven’ door Strong gecodeerd als G622, wat echt duidt op volkomen vernietiging.
Strong leert bij apōleia (G684) wel dat dit zowel op het een, een eeuwige straf in de hel (2b). als op het ander, (volkomen) vernietiging (1) kan slaan. Maar hiermee verweeft hij – zoals vaker – theologie in de codering.

Apōleia – Strong’s G684
1) destroying, utter destruction
1a of vessels
2) perishing, ruin, destruction
2a of money
2b the destruction which consists of eternal misery in hell

Dat verderven in Mat10 echt volkomen vernietiging betekent, blijkt in feite doordat ‘gedood’ en ‘verderven’ als synoniemen bij elkaar staan in deze zin. De ziel kan dus (door God) gedood worden in de hel, terwijl mensen deze niet kunnen verderven. Conclusie: De ziel is dus sterfelijk en vergangelijk.

Graag haal ik hier A. Piet aan over dit onderwerp.:

‘De ziel van de mens is sterfelijk, we komen in de Bijbel bijvoorbeeld de volgende uitspraken tegen:

  • Ezechiël 18:4,20 De ziel (nefesj) die zondigt, die zal sterven.
  • Psalm 116:8 Want Gij, HEERE! hebt mijn ziel gered van de dood, mijn ogen van tranen, mijn voet van aanstoot.
    (NBG heeft ten onrechte ‘ziel’ met ‘leven’ vertaald)
  • Genesis 2:7 (SV) God formeerde de mens van stof uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn neus en alzo werd de mens een levende ziel.

‘Wanneer de mens de levensadem weer uitblaast, keert hij terug naar de aardbodem en dan is hij een dode ziel geworden. ‘Dode zielen’ is een uitdrukking die een paar keer in het boek Leviticus voorkomt (19:28, 21:1; helaas komt dit niet tot uitdrukking in de meeste vertalingen). Het idee van een onsterfelijke ziel komt rechtstreeks uit de Griekse filosofie en NIET uit de Schrift.’ (Wat is dood? De Bijbelse feiten op een rijtje, pg. 4)

We hebben dus nog steeds te maken met een God die als een ‘verterend vuur’ is (Hebr. 12:29).

Overigens: De Naardense Bijbel laat iets zien van de mens als ‘dode ziel’, wat A. Piet net aanhaalde: Lev. 21:1: ‘Dan zegt de Ene tot Mozes zeg tot de priesters, de zonen van Aäron,- zeggen zul je tot een ieder van hen dat hij zich niet zal verontreinigen aan een gestorven ziel onder zijn medemensen’.

Natuurlijk is het erger om voor eeuwig gestraft te worden, maar mensen zetten dit denkbeeld vaak – terecht – van zich af als zijnde onmogelijk. Maar de waarheid die ervoor in de plaats komt, helpt een kind van God te beseffen wat voor een groot verlies is wanneer een mens niet meer zou leven – op zou houden te bestaan -, terwijl men eeuwig bij God had kunnen leven.

5. Voorwaarden aan behoud

–  ‘Spreekt zo en handelt zo als [mensen past], die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden’. (Jak. 2:12)

Over behoudenis/verderf wordt weinig wordt gesproken, maar toch is hiervoor onder gelovigen vaak een teveel aan naïviteit of juist aan angst. Daarom maakte ik een ideaaltypisch schema over behoudenis (en verderf) bij christenen, Joden en heidenen, op kritieke momenten.
Dit schema moet doen inzien dat niemand zonder meer behouden, dan wel verloren is. De kernachtige woorden in het schema worden in dit hoofdstuk beknopt toegelicht.

5.1 Binnen een verbond geboren

Heidenen

  • Zal Ik mijn verbond gedenken, dat tussen Mij en u en alle levende wezens van alle vlees bestaat, zodat de wateren niet weer tot een vloed zullen worden om al wat leeft te verderven. (Gen. 9:15)

Commentaar: Mensen die geen verbond zijn aangegaan, hebben in hun leven ten minste de zekerheid dat men niet tijdens dit leven verdorven raakt door een vloed. Wel zullen zij, als alle mensen door het Oordeel heen moeten.

Joden

  • Ik zal mijn verbond oprichten tussen Mij en u en uw nageslacht in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u en uw nageslacht tot een God te zijn. (Gen. 17:7)
  • En Jahweh, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft. (De 30:6 )

Commentaar: God belooft de Jood altijd zijn best te doen hem tot zich te trekken, dit verbond houdt nooit op en heeft vele beloften, zoals de (weder)komst van Messias. Dit maakt de kans dat men door het Oordeel komt groter, maar is het is hiervoor geen verzekering.

Christenen

Want de ongelovige man is geheiligd in zijn vrouw en de ongelovige vrouw is geheiligd in de broeder. Anders zouden immers uw kinderen onrein zijn, doch nu zijn zij heilig. (1 Kor. 7:14)

Commentaar: Kinderen van christenen zijn apart gezet in de Heer, en Adonai Jahweh zal ook zijn best doen hen tot Zich te trekken. Dit maakt de kans dat men door het Oordeel komt groter, maar is het is hiervoor geen verzekering.

5.2. Bij de ‘jaren des onderscheids’

Heidenen

  • En het overige volk, (…), al wie tot de jaren des onderscheids gekomen was (Nehemia 10:28)
  • Doch indien gij niet goed handelt, ligt de zonde als een belager aan de deur, wiens begeerte naar u uitgaat, doch over wie gij moet heersen. (Genesis 4:7)
  • Want hetgeen van Hem niet gezien kan worden, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, wordt sedert de schepping der wereld uit zijn werken met het verstand doorzien, zodat zij geen verontschuldiging hebben. (Romeinen 1:20)

Commentaar: Ook heidenen moeten erkennen dat God bestaat en zijn zelfs verantwoordelijk voor hun daden vanaf de jaren van onderscheidingsvermogen. Elk mens moet ook heersen over de zonde die in hem heerst, om door het Oordeel heen te komen.

Joden

Idem.

Christenen

Idem.

5.3 Deel van het Verbondsvolk dat Messias verwacht

Heidenen

  • Maar wanneer een vreemdeling bij u vertoeft en de Here het Pesach wil vieren, dan zal ieder van het mannelijk geslacht, die bij hem behoort, besneden worden; eerst dan mag hij naderen om het te vieren; hij zal gelden als in het land geboren. Maar geen enkele onbesnedene mag ervan eten. (Ex. 12:48)
  • En de vreemdelingen die zich bij de Here aansloten om Hem te dienen, en om de naam des Heren lief te hebben, om Hem tot knechten te zijn, allen die de sabbat onderhouden, zodat zij hem niet ontheiligen, en die vasthouden aan mijn verbond: hen zal Ik brengen naar mijn heilige berg (…) want mijn huis zal een bedehuis heten voor alle volken. (Jes. 56:6-7)

Commentaar: Wanneer een heiden tot het verbondsvolk toetreedt, leert hij fijner te onderkennen waar het op aankomt, namelijk het onderhouden van de Tora, waarbij hoort het uitzien op Messias. Hiermee maakt hij een grotere kans op behoud.

Joden

  • En het zal ons tot gerechtigheid zijn, wanneer wij heel dit gebod naarstig onderhouden voor het aangezicht van de Here, onze God, zoals Hij ons geboden heeft. (Deut. 6:25)
  • De scepter zal van Juda niet wijken, noch de heersersstaf tussen zijn voeten, totdat Silo komt, en hem zullen de volken gehoorzaam zijn. (Gen. 49:10)
  • Uw vader Abraham heeft zich erop verheugd mijn dag te zien en hij heeft die gezien en zich verblijd. (Joh. 8:56)

Commentaar: Joden die godvruchtig naar de Tora wandelden, zijn levend bij God en zij maken een goede kans om door het Oordeel heen te komen.

Christenen

  • Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten. Gods (Efe. 2:19, vgl. v. 12)
  • Stellen wij dan door het geloof de wet buiten werking? Volstrekt niet; veeleer bevestigen wij de wet. (Rom. 3:31)

Commentaar: Volgelingen van Messias die hun geloof op Messias stellen en de Tora onderhouden, mogen vertrouwen hebben in het Oordeel, zeker nadat zij aan het eind van het leven ‘de goede strijd hebben gestreden’.

5.4 Horen van de prediking van het ware evangelie

Heidenen

  • En indien de rechtvaardige ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en zondaar verschijnen? (1 Pe. 4:18)
  • Hoe zullen zij dan Hem aanroepen, in wie zij niet geloofd hebben? Hoe geloven in Hem, van wie zij niet gehoord hebben? Hoe horen zonder prediker? (Rom. 10:14)
  • Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, een dwaasheid, maar voor ons, die behouden worden, is het een kracht Gods. (1 Cor. 1:18)

Commentaar: Wanneer heidenen werkelijk het ware evangelie horen, en deze niet aannemen, dan is hun vooruitzicht niet goed, maar het oordeel blijft aan God. Bovendien hebben vele miljarden heidenen nooit het evangelie gehoord, sinds de opstanding. Deze mensen zijn niet zondermeer verloren, al zal er slechts een zeer kleine rest bewaard worden.

Joden

  • Zij zal een zoon baren en gij zult Hem de naam Jezus geven. Want Hij is het die zijn volk zal redden van hun zonden. (Mat. 1:21)
  • Zo is er dan ook in de tegenwoordige tijd een overblijfsel gelaten naar de verkiezing der genade.(Rom. 11:5)
  • Wee u, wetgeleerden, want gij hebt de sleutel der kennis weggenomen; zelf zijt gij niet binnengegaan en hen, die trachtten binnen te gaan, hebt gij tegengehouden. (Luk. 11:52)

Commentaar: Er waren vele duizenden Messiaanse gelovigen in alleen Jeruzalem al, in de dagen en jaren na Messias’ opstanding. Zij waren vol van geest en onderhielden met ijver de Tora (Hnd. 21:20). Daardoor maken zij een goede kans op de opstanding ten leven.
Over de eeuwen is er altijd een ‘rest’ Messiaanse Joden geweest. Het ware evangelie wordt echter bijna niet gepredikt onder Joden, aan wie een Toraloze Godmens Jezus wordt voorgeschoteld, vaak door nazaten van het antisemitische Europa. Men kan daarom niet zeggen dat men werkelijk het evangelie verwerpt, en daardoor verloren zou gaan..

Christenen

  • Veel meer zullen wij derhalve, thans door zijn bloed gerechtvaardigd, door Hem behouden worden van de toorn. (Rom. 5:9)
  • Een Here, een geloof, een doop. (Efe. 4:5)
  • Indien iemand u een evangelie predikt, afwijkend van hetgeen gij ontvangen hebt, die zij vervloekt! (Gal. 1:9b)

Commentaar: Gelovigen in Messias hebben, nadat zij tot Messias komen, een goede kans om behoudenis te worden, daar ook de Geest hen aanspoort het rechte pad te bewandelen. Echter, men is vaak onder invloed van valse leer, waardoor vruchten achterwege blijft het Oordeel zich al ‘met hen bezig houdt’..

5.5 Godvruchtige levenswandel

Heidenen

  • Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet;  immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen (…) (Rom. 2:14-15)
  • Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden? (Rom. 2:26)

Commentaar: Heidenen kunnen God erkennen en naar hun geweten leven, wanneer zij nooit het Evangelie hebben gehoord of in contact gekomen zijn met godvruchtige Joden. Er is dan zeker een kans op behoud!

Joden

  • Ja, gij zult mijn inzettingen en mijn verordeningen in acht nemen; de mens die ze doet, zal daardoor leven: Ik ben Jahweh. (Lev. 18:5)
  • En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, van wie alle Joden, die daar woonden, een goed getuigenis gaven. (Hnd. 22:12, vgl. Joh. 8:56)

Commentaar: Joden die naar de Tora leven, ervaren in dit leven al voor een deel de sjalom die van God komt. Wanneer zij niet in contact zijn gekomen met het ware evangelie, heeft men toch zeker een grote kans om door het Oordeel heen te komen. Men moet wel blijven uitkijken op Messias en geen rechtvaardiging uit de Tora verwachten.

Christenen

  • Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. (2 Kor. 5:10)
  • Spreekt zo en handelt zo als [mensen past], die door de wet der vrijheid zullen geoordeeld worden’. (Jak. 2:12)

Commentaar: Messiaanse gelovigen worden ook naar hun daden beoordeeld in het Gericht, en kunnen doordat zij niet wandelen zoals het betaamd, hun redding zelf op het spel zetten.

5.6 Opstanding ten leven

Heidenen

  • Hij zal de wereld richten in gerechtigheid en de volken in rechtmatigheid.
    (Ps. 98:9b)
  • Maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. (Rom. 2:10)

Commentaar: Alle volken en dus alle mensen worden beoordeeld in het Oordeel, en zij maken in principe allen kans.

Joden

  • De Verlosser zal uit Sion komen, Hij zal goddeloosheden van Jakob afwenden. (Rom. 11:25-26)
  • ‘Want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden’. (Rom. 2:13)
  • Hij is niet een God van doden, maar van levenden, want voor Hem leven zij allen. (Luk. 20:38)

Commentaar: (Messiaanse) Joden maken een goede kans om door het oordeel heen te komen, wanneer zij hun hoop op de (ware) Messias stellen en de Tora uit dienstbaarheid aan God doen.
Bovendien zijn er speciale beloftes voor het volk bij de terugkeer van Messias.

Christenen

  • Zie, Ik kom spoedig en mijn loon is bij Mij om een ieder te vergelden, naardat zijn werk is. (Opb. 22:12)
  • ‘Want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden’. (Rom. 2:13)
  • Doch, als de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op aarde? (Luk. 18:7-8)

Commentaar: Onder de mensen die de naam van Messias aanroepen, zal nog weinig geloof gevonden worden bij de terugkeer van Messias. Daarnaast moeten de ware gelovigen de vervolgingen doorstaan en zich niet laten misleiden.

6. Overig

– En Jezus antwoordde en zeide: Zijn niet alle tien rein geworden? Waar zijn de negen anderen? Waren er dan geen anderen om terug te keren en God eer te geven, dan deze vreemdeling? (Lukas 17)

Uit het voorgaande blijkt dat men niet zomaar verloren, dan wel behouden is… God zal dan ook elk mens zonder aanzien beoordelen naar de Tora. Hierbij wil ik tenslotte nog enkele opmerkingen plaatsen over de Beloning / Straf bij het Oordeel. Deze verschilt namelijk ook, getuige deze verzen:

  • Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er weinige ontvangen. (Luk. 12:4-47)
  • Wie dan een van de kleinste dezer geboden ontbindt en de mensen zo leert, zal zeer klein heten in het Koninkrijk der hemelen; doch wie ze doet en leert, die zal groot heten in het Koninkrijk der hemelen.  Want Ik zeg u: Indien uw gerechtigheid niet overvloedig is, meer dan die der schriftgeleerden en Farizeeen, zult gij het Koninkrijk der hemelen voorzeker niet binnengaan. (Mat. 5:19-20)

7. Slot: Enkele verzen

Het zout is wel goed, maar wanneer zelfs het zout zijn kracht verliest, waarmede zal het smakelijk gemaakt worden?  Noch voor het land, noch voor de mesthoop is het geschikt: men werpt het weg. Wie oren heeft om te horen, die hore! (Lukas 14:34-35)

Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ik ook door Christus Jezus gegrepen ben. (Filippensen 3:12)

Hij zeide tot hem: Uit uw eigen mond zal ik u oordelen, slechte slaaf. Gij wist, dat ik een streng mens ben, die wegneemt wat ik niet heb uitgezet en maai wat ik niet gezaaid heb. (Lukas 19:22)

Dan zullen er twee in het veld zijn, een zal aangenomen worden en een achtergelaten worden; (Mattheus 24:40)

Neen, ik tuchtig mijn lichaam en houd het in bedwang, om niet, na anderen gepredikt te hebben, wellicht zelf afgewezen te worden. (1 Corinthe 9:27)

‘Maar Ik zeg u: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels’ (Mattheüs. 12:36).

Voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welke te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad. (2 Timotheüs 4:8)

En indien gij Hem als Vader aanroept, die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap, (1 Petrus 1:17)

Want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en naar uw woorden zult gij veroordeeld worden. (Mattheus 12:37)

Opdat de echtheid van uw geloof, kostbaarder dan vergankelijk goud, dat door vuur beproefd wordt, tot lof en heerlijkheid en eer blijke te zijn bij de openbaring van Jezus Christus. (1 Petrus 1:7)

Verdrukking en benauwdheid [zal komen] over ieder levend mens, die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek;  maar heerlijkheid, eer en vrede over ieder, die het goede werkt, eerst de Jood en ook de Griek. Want er is geen aanzien des persoons bij God.  (…) want niet de hoorders der wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders der wet zullen gerechtvaardigd worden.  Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn dezen, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk der wet in hun harten geschreven is, terwijl hun geweten medegetuigt en hun gedachten elkander onderling aanklagen of ook verontschuldigen,  ten dage, dat God het in de mensen verborgene oordeelt volgens mijn evangelie, door Christus Jezus.  Indien gij u dan Jood laat noemen, steunt op de wet, u beroemt op God, zijn wil kent, weet te onderscheiden waarop het aankomt, daar gij onderricht in de wet geniet, en u overtuigd houdt, dat gij een leidsman van blinden zijt, een licht voor hen, die in duisternis zijn,  een opvoeder van onverstandigen en een leermeester van onmondigen, daar gij in de wet de belichaming der kennis en der waarheid bezit,  hoe nu, gij, die een ander onderwijst, onderwijst gij uzelf niet? (…) Zal dan, indien de onbesnedene de eisen der wet in acht neemt, zijn onbesnedenheid niet voor besnijdenis gelden?  Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt. (Romeinen 2:9-27)

Gerechtvaardigd uit werken – niet slechts door geloof

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Yeshua de Messias is de belichaming van de Torah